Lawrence Durrell: een Britse Europeaan op zoek naar de Griekse ‘spirit of place’

img_0970img_0969


 

 

Reizen is ‘de wetenschap van de intuïties’. Het zijn de woorden van Lawrence Durrell, die in 1912 werd geboren in Brits-Indië en in 1990 stierf in het Franse Sommières. In Engeland, waar hij een blauwe maandag studeerde in Canterbury, voelde hij zich niet thuis. Durrell noemt zichzelf een wereldburger, een Europeaan, wars van de Britse stijfheid en bureaucratie die hij als diplomaat in onder meer Cyprus en Servië ondervond. Durrell, in 1982 genomineerd voor de Booker Prize met ‘Constance, or Solitary Practices’ was nadrukkelijk een ‘traveller in residence’, zoals hij dat zelf noemde. Het liefst bleef hij ergens een paar jaar hangen, zoals op Cyprus, waar hij het succesvolle ‘Bitter Lemons’ schreef. Op het Griekse eiland Corfu woonde hij vijf jaar. Het waren vruchtbare jaren voor de schrijver-diplomaat die toch vooral wilde schrijven.

In zijn essay ‘Landscape and Character’ geeft Durrell het geheim van het langzame, intuïtieve reizen prijs. Hij keert daarvoor terug naar de bron van de Europese beschaving: Egypte. ‘Jullie Grieken zijn net kinderen.’ Dat zei de Hogepriester uit het Egyptische Thebe die maar weinig op had met de Grieken. Hij vond ze maar vermoeiend, te nieuwsgierig en naar zijn smaak veel te sensueel. En dan hun gepassioneerd verlangen om alles metafysisch te duiden… Het waren niet de minste Griekse filosofen – Plato, Pytagoras, Democritos – die naar het land van de Nijl trokken om zich wijsgerig te scholen. Terug in Athene ontpopten diezelfde ‘kinderachtige’ Grieken zich uiteindelijk tot meesters van de beschaving. Daarna: een herhaling van zetten. De focus van Italië richtte zich weer op die wijsgerige Grieken. Een beetje Romein liet zich in de befaamde gymnasia van Athene scholen. Tot uiteindelijk Italië uitgroeide tot het centrum van Europese cultuur, met de grote Dante tot gevolg, die vervolgens op zijn beurt weer een inspiratiebron vormde voor kunstenaars en schrijvers in Engeland waar uiteindelijk de grootste toneelschrijver aller tijden kon opstaan: Shakespeare.

De Britse schrijver Lawrence Durrell mocht dan Brits onderdaan zijn, hij woonde al met al niet langer dan pakweg zes maanden in Engeland. Als tropenkind van een kolonistenechtpaar uit Brits-Indië kon hij totaal niet aarden in het stijve, moralistische Engeland. Hij was het die als jonge twintiger kwartier maakte op het Griekse eiland Corfu en zijn moeder, een armlastige weduwe met een klein pensioentje, wist over te halen om met de overige kinderen eveneens de oversteek te maken. Het leven was er goedkoop en aangenaam. In Engeland was het duur, koud en onaangenaam. De keus was snel gemaakt. Het gezin bleef tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Over die bijzondere jaren schreef broer Gerald Durrell het succesvolle ‘My family and other animals’. De Britse zender ITV verfilmde het boek. De eerste serie is inmiddels vertoond en een groot succes. Komend najaar starten de opnames voor de tweede serie.

Het gezin Durrell bracht twee beroemde schrijvers voort. De gebroeders Durrell boekstaafden beiden hun leven op Corfu. Gerald, een verwoed dierenliefhebber, deed anekdotisch verslag van het dagelijkse leven op het eiland, terwijl Lawrence literaire aspiraties had. Uiteindelijk zou Gerald zijn leven met volle overgave aan het behoud van dieren die met uitsterven zijn bedreigd wijden. Hij stichtte de Durrell Wildlife Conservation Trust.

Lawrence wijdde zijn leven volledig aan de literatuur, raakte bevriend met Henry Miller, die hij enorm bewonderde, en reisde veel in de landen rondom de Middellandse zee. Met dat reizen van Durrell was iets bijzonders aan de hand. Om het land waar hij neerstreek te leren kennen had hij rust en contemplatie nodig. Er moet iets van identificatie plaatsvinden. Je moet iets openstellen. Het land proberen te vóelen. Het proeven, zei hij.

SMAKEN EN SFEREN

Er zijn gewaarwordingen, je zou ze ook intuïties kunnen noemen, die jarenlang kunnen sluimeren voordat ze tot woord komen. In dat oneindige arsenaal aan menselijke sensaties en indrukken kan het soms zomaar zijn dat je een aha-erlebnis ervaart, luierend aan een slome baai op een Grieks eiland. Als geoefend reiziger en vakantieganger – beide heb ik de afgelopen decennia veelvuldig kunnen praktiseren – zijn er vele indrukken die uiteindelijk tot een soort afgerond geheel leiden. Die je blik op een (vakantie)land bepalen. Gaandeweg ontwikkel je die voorkeur, voor de mensen van de streek, voor de landschappen, voor het voedsel, en meer ongrijpbaar maar desalniettemin doorslaggevend: voor sferen.

Ik besefte: Het is dit amalgaam dat de geest van een gebied bepaalt. Je kunt het vergelijken met een wijngebied, zegt Lawrence Durrell in ‘Spirit of Place, letters and essays on travel’, het boek dat ik op dat strandbed lag te lezen, met uitzicht op de Albanese heuvels, loom van het slaperige deinen van de zee. Zoals een wijn uit de Bourgogne smaakt, met die specifieke smaaktonen, zo hebben landschappen eveneens hun eigen ‘smaak’, hun culturele karakteristieken. En wie dat landschap bewoont zal, net als de wijn, die bepaalde kenmerken gaan vertonen. De reiziger die er vers arriveert en er voor langere tijd neerstrijkt, zal die ‘cultuur’ langzaam maar zeker incorporeren, zoals een Brit die op Corfu woont al gauw de gebaren van de Corfioot gaat overnemen. De ‘Spirit of Place’, de geest van het gebied, openbaart zich voor diegene die zijn oor te luisteren legt voor het verhaal van het landschap.

Die visie van Durrell staat overigens diametraal op onze gebruikelijke aanname dat cultuur een soort historisch patroon is dat voortspruit uit de menselijke wil. Waar je wieg staat, nabij de heidevelden van Dartmoor – waar je opgroeit, tussen de olijfbomen van Agios Stefanos, daar zal de lankmoedige Brit ontstaan, of de melancholieke Griek. Het land dicteert al eeuwenlang het karakter van zijn bewoners. Wat een reiziger-schrijver als Durrell nu probeert is juist die kern van ‘Britsheid’ of ‘Grieksheid’ te pakken te krijgen, hij tracht dat zeer specifieke van het Griekse karakter in woord en geschrift te vatten.

Nu kan je denken: ja, allemaal best, maar het blijft toch gewoon de Griekse mens die dat karakter bepaalt . ‘Echter’, zo beweert Durrell, ‘na al die honderden jaren van oorlogen en invasies is er weinig meer over van wat ooit die oorspronkelijke Griek was. Het ras is vermengd met een veelheid aan bloed van voorheen vijandelijke mogendheden.’ Het DNA van de huidige Griek is het resultaat van een ontelbare hoeveelheid invasies. ´En toch´, vervolgt hij, ´hoef je maar naar de Atheense Plaka te gaan als je wat ‘real live Aristophanes’ wilt horen.´ De eeuwen, en het inmengen van vreemd DNA lijken geen vat te hebben gekregen op dat wat we als typisch Grieks ervaren. Maar als er dan geen originele Griek meer bestaat, wat is het dan dat die ‘Grieksheid’ bepaalt? Dat moet het vermogen van het landschap zijn zich als het ware ‘uit te drukken’ in dat wat het bewoont, zegt Durrell. ‘Mensen zijn een expressie van het landschap’, concludeert hij. Het landschap is bijna iets wat je zou kunnen omschrijven als een ‘personage’.

Om nu dit eigene van het landschap te ervaren, om die geheime bron van de nationale essentie aan te raken, is stilte nodig. Stilte in en met jezelf, aldus Durrell. Je hebt er geen zesde zintuig voor nodig. Het is meer een kwestie van je ogen sluiten, en zacht blijven doorademen. En als we hem moeten geloven: tien minuten van rustige innerlijke identificatie met het landschap kan je meer leren dan twintig jaar studie van Griekse teksten.

Het zit ‘m dus in de identificatie. Onder de oppervlakte van het zichtbare liggen altijd nog de oude getijdelijnen. Het is fascinerend dat je op straat in Londen, zo zegt hij, nog steeds een Dickens-figuur tegen het lijf kunt lopen en dat de zonsopgang boven Stonehenge iets kan prijsgeven over de Druïden die dit landschap ooit bevolkten. De Spirit of Place geeft zich bloot als je er de tijd voor neemt.

 

(Dit artikel is gepubliceerd in nummer 3 – 2016 van Lychnari)