Uitgelicht

Rebelse Russische Moeders en Dochters

 In de documentaire De dochter van Stalin, te zien op Netflix, verandert het favoriete kind van de dictator, de latere schrijfster Svetlana Alliloejeva, gaandeweg van een vrolijk, onschuldig meisje in een intens gefrustreerde vrouw naarmate ze meer te weten komt over de wandaden van haar vader. Uiteindelijk vlucht ze naar het ‘land van de vrijheid’, de Verenigde Staten, waar ze, op 85-jarige leeftijd, ontgoocheld en nog steeds woedend op haar vader, overlijdt in een armenhuis. 

De eerste diepe scheur in de relatie van Stalin en zijn dochter ontstond toen hij Svetlana verbood met haar joodse vriend te trouwen. En toen ze ontdekte dat Stalin haar moeder, die onvermoeibaar de gruweldaden van haar echtgenoot aan de orde stelde, tot zelfmoord had gedreven – mogelijk zelfs eigenhandig had vermoord – zonk de Russische grond onder haar voeten weg en vertrok ze. Het zou nooit meer goed komen. 

Onwillekeurig moest ik denken aan de kinderen van Wladimir Poetin, met name zijn dochters. Een van die meisjes, een buitenechtelijk kind naar verluidt, woont in Londen en had tot voor kort een Instagram-account waar ze ongehinderd door schaamte haar besmette rijkdom en nieuwe bikini’s aan de wereld toonde. Sinds het uitbreken van de oorlog houden de familieleden van de president zich – wijselijk – koest. Ook al omdat hun bezittingen worden beklad met anti-oorlogsleuzen.

Poetins uitgebreide familie woont verspreid over Europa – Londen, Zwitserland, Zuid-Frankrijk – en Rusland. Zwangere minnaressen waren – en zijn – verzekerd van riante onderkomens en inkomens. Zijn exen liet hij financieel niet in de steek. En mocht de bom vallen dan kan de familie Poetin terecht in het Altai gebergte in Siberië waar de Russische president volgens politiek wetenschapper Valery Solovey een ondergronds dorp heeft laten bouwen waar men in luxe kan schuilen als de kernoorlog uitbreekt. 

Het lijkt nog niet zo ver dat Poetin zijn eigen kinderen en vrouwen niet meer vertrouwt, hoewel je dat natuurlijk nooit echt te weten komt. Wat ik me verder afvraag is wanneer en hoe de paleisrevolutie zal uitbreken. Is een staatsgreep denkbaar? Poetins egotisme vertoont kannibalistische trekken. Naar verluidt is een aantal vertrouwelingen van de president – hoge militairen – inmiddels op non-actief gesteld. Een monomane dictator wordt niet graag tegengesproken, en krijgt bovendien te horen wat hij wil horen. Zo zal de president uiteindelijk het zicht op de werkelijkheid uit het oog zijn verloren. Ook al omdat hij zich verre houdt van het internet, dat toch alleen maar fake news produceert en ervoor zorgt dat zijn burgers maar op verkeerde ideeën worden gebracht; ook al omdat hij zich sinds de pandemie heeft verschanst in zijn ivoren toren.

OLIGARCHENDOCHTERS

Toch zal hem zeker ter ore komen – ik stel me zo voor dat hij vanuit de KGB voortdurend op de hoogte wordt gebracht van dissidente geluiden – dat diverse dochters van oligarchen de oorlog in Oekraïne veroordelen. Ook zal hem worden verteld dat de Comité’s van Soldatenmoeders op zoek gaan naar hun verloren zonen. Via een kanaal op Telegram kan de website ‘vind de jouwe’ informatie geven over de zonen waar niets meer van is vernomen. (Uiteraard zijn de mobieltjes van soldaten aan het front geblokkeerd en is alle info over gesneuvelden staatsgeheim.) 

Voor de moeders van gesneuvelde en krijgsgevangen Russische soldaten moet Poetin oppassen. Dat weet hij. Daarom zijn de Comité’s van Soldatenmoeders vanwege hun ngo-status bestempeld tot ‘buitenlands agent’, wat zoveel betekent als dat de activiteiten van de moeders illegaal zijn verklaard. De pressiegroep van moeders heeft een lange geschiedenis. Geïnspireerd door de Dwaze Moeders van Argentinië gingen vrouwen in 1989 op zoek naar hun zonen die in de oorlog met Afghanistan krijgsgevangen waren genomen. Tijdens de eerste Tjetsjeense oorlog (1994-1996) organiseerde de Unie ‘De medelijdende mars van de moeders’ van Moskou naar Grozny. Deze mars werd wereldnieuws en heeft bijgedragen aan het eind van deze invasie.

The Guardian schat dat inmiddels meer dan 9.000 moeders van dienstplichtige soldaten op zoek zijn naar ‘de hunne’. (Volgens de Russische autoriteiten zijn – slechts – 1.351 soldaten gesneuveld.) Oekraïne heeft de moeders aangeboden hun krijgsgevangen zonen op te komen halen in Kiev. Saillant detail: veel van de gedode soldaten zijn volgens The Guardian afkomstig uit arme gebieden waar ethnische minderheden wonen. Zoals de afgelegen Buriatia-regio waar boeddhisten wonen, en regio’s als Kalmykia en Dagestan, waar vandaan weinig weerstand wordt verwacht, ook al omdat de verdiensten van de soldaten vaak de enige bron van inkomsten zijn voor een gezin. 

Vanuit feministische hoek wordt de druk op het regime van Poetin eveneens opgevoerd. De Feminist Anti-War Resistance, actief op Telegram, heeft inmiddels 26.000 volgers. De FAR verklaart zich tegen elke vorm van agressie en militaire bezetting en vertaalde haar manifest in meer dan dertig talen. Volgers krijgen tips om veilig het internet en de straat op te gaan. Een van de ludieke acties van FAR is het beschrijven van muntgeld met anti-oorlogsleuzen.

2010-2020: Autonomie maakt Curaçao aantrekkelijk voor roofkapitalisten

Tien jaar geleden werd Curaçao een autonoom land binnen het Koninkrijk. Wat de geschiedenis inging als 10-10-10 werd het startpunt voor het nieuwe Curaçao waar iedereen zo naar snakte. Schulden werden gesaneerd, evenals het bestuur dat tot die tijd over twee lagen was uitgesmeerd. Je had de eilandsregering met een gezaghebber, en je had de Antilliaanse regering met ministers en statenleden. Dat werd teruggebracht tot één landsregering met een premier en 21 statenleden. De staatkundige beleidsmakers wisten het zeker: een autonoom Curaçao, in navolging van Aruba dat al sinds 1986 de status aparte had, was de beste optie.

Het eiland begon met een schone lei aan een nieuwe toekomst. De euforie duurde echter niet lang. Een gewiekste politicus met Trump-achtige trekken komt aan de macht. De jonge Gerrit Schotte van de partij Movementu Futuro Kòrsou had de jongeren en de mensen in de achterstandswijken gepaaid met de gebruikelijke verkiezingsriedel: hij zou de corruptie van de – politieke – elite wel eens aanpakken, en hij pleitte voor een gekozen minister-president. Eenmaal op het pluche neemt hij zelf niet al te nauw met de regels en raakt in de clinch met de Veiligheidsdienst en de Centrale Bank. Schotte wil zijn getrouwen op strategische plekken benoemen, zonder ze te laten screenen. Nederland staat erbij en kijkt ernaar. Uiteindelijk moet Schotte de handdoek in de ring gooien. Op 2 augustus 2012 eindigt zijn premierschap, maar hij weigert Fort Amsterdam te verlaten. Het regent alarmsignalen bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties die zijn kant opwijzen. Uiteindelijk wordt bewezen geacht dat hij hoge geldbedragen heeft aangenomen van de Siciliaanse gokbaas Francesco Corallo in ruil voor vergaande invloed. Corallo had zelfs een stem bij de benoeming van ministers.

De onafhankelijkheidspartij van maatschappelijk werker en radioman Helmin Wiels, Pueblo Soberano, neemt het stokje over en vormt in oktober 2012 een regering zonder de partij van Schotte die de tweede grootste wordt. Wiels is niet alleen tegen Nederland, hij is ook tegen belastingontduiking en (gok)maffia. Hij dreigt de gokmaffia te ontmaskeren, de club waar Schotte het zo goed mee kon vinden, en moet dat op 5 mei 2013 met de dood – door een huurmoordenaar – bekopen. 

In 2017 valt de MAN-regering die sinds september 2016 aan de macht is. Een interim-kabinet onder leiding van Schotte’s partij MFK neemt zitting in Fòrti. Omdat Schotte wordt verdacht van ambtelijke omkoperij zet hij een pion in: de oud politieagent Gilmar ‘Pik’ Pisas. Deze Pisas wordt tijdelijk premier en probeert dit tijdelijke karakter om te zetten in een definitieve aanstelling door de voorgenomen verkiezingen te traineren. Ditmaal kan Nederland niet wegkijken. Per Koninklijk Besluit worden verkiezingen afgedwongen. De Telegraaf tekende de volgende – opruiende – uitspraak uit de mond van Pisas op toen hij doorkreeg dat hij de verkiezingen niet langer kon saboteren: ‘Laat ze maar een vuurpeloton sturen.’

Winnaar van de april-verkiezingen in datzelfde jaar is de partij PAR die we nog kennen van die integere oud-premier Pourier. De eveneens deugdzame Eugene Rhuggenaath wordt op 29 mei 2017 premier. Kennelijk heeft de kiezer zo langzamerhand genoeg van die MFK’ers die hun politieke positie louter beschouwen als een uiterst lucratief verdienmodel. Toch wordt de MFK nog de derde grootste partij. Schotte belandt uiteindelijk achter de tralies als hij een terugvordering van een miljoen euro aan onrechtmatig verkregen gelden niet bij elkaar geschraapt krijgt. Hij komt naar verwachting eind van dit jaar vrij.

Vriendje en (s)pion van de gevangen Schotte, Gilmar ‘Pik’ Pisas, neemt ongehinderd door schaamte het stokje van Schotte als partijleider over, nadat is gebleken dat hij in zijn korte periode als interim-premier – van 24 maart tot 29 mei 2017 – zijn uiterste best heeft gedaan tal van vriendjes te benoemen. Ook strooide hij kwistig met bonussen. Een deel van deze faveurs kon worden teruggedraaid. Machtsmisbruik is niet voor iedereen een scheldwoord op Curaçao.

Pisas is inmiddels sinds 2017 statenlid en maakt deel uit van de oppositie van het kabinet Rhuggenaath. De PAR-premier wordt als een vazal van Nederland beschouwd in kringen van MFK. Pisas’ theorie, aldus zijn Facebook-pagina, luidt in schaaktermen: Helmin Wiels is ‘geslagen’, Gerrit Schotte is ‘geblokkeerd’ en Eugene Rhuggenaath is een ‘verbonden pion’. Curaçao staat schaakmat.

Wat Curaçao in feite schaakmat heeft gezet is een virus. Voordat COVID-19 de zowat enige bron van inkomsten, het toerisme, lamlegde, was het ook al tamelijk droevig gesteld met de overheidsfinanciën en het niveau van de openbare voorzieningen. Rhuggenaath had zich gedwongen gezien belastingen voor burgers en ondernemingen te verhogen. De toch al geprangde winkeliers van voormalig winkelhart Punda sluiten een voor een de deuren. Dat proces was al voor corona ingezet. Een vertrekkende Indiaas-Curaçaose eigenaar van een souvenirwinkel spreekt over een ‘spookstad’ die aan het ontstaan is. 

Rhuggenaath erfde bovendien een weinig florissante financiële sector. De eens zo fiere Girobank, bank voor het volk, was van binnenuit leeggegeten door een directeur – Eric Garcia – die in mei 2019 wegens verduistering van 11 miljoen dollar voor vier jaar de bak inging. Dat kon mede gebeuren omdat interne controle-procedures aan de laars waren gelapt. Ook verzekeraar Ennia bleek een gemakkelijke prooi voor een financieel roofdier. Hushang Ansary, een Amerikaans-Iraanse roofkapitalist, voormalig CEO van Ennia, sluisde 570 miljoen euro weg bij de verzekeraar naar andere, verlieslijdende, projecten. 

Op vragen van kamerleden, in de loop 2016, aan toenmalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem of Nederland een rol kon spelen bij de toetsing van bestuurders van financiële ondernemingen werd klip en klaar duidelijk dat Nederland ‘geen rol’ heeft. Toezicht houden is de taak van de Centrale Banken van de eilanden, en verantwoordelijk voor de banken zijn de nu eenmaal autonome landsbesturen. Bovendien hebben zowel de autonome landen als de BES-eilanden eigen wetten waardoor ook wat dit betreft vanuit Nederland weinig mogelijk is. Kortom: Nederland staat met de handen op de rug knarsetandend toe te kijken hoe de overzeese gebiedsdelen worden uitgehold door gewiekste zakenlieden. En wees eerlijk: een paar kleine eilandjes, die toch nooit failliet kunnen gaan omdat het – verre – moederland toch wel weer bijspringt als het mis gaat, zijn uiteraard altijd wel in trek bij malafide ondernemers. 

Dat bijspringen vormde de afgelopen decennia altijd weer het sluitstuk van een periode van leegroof. Maar daar kwam verandering in door toenemende druk vanuit de Tweede Kamer. Met name de VVD en de SP – die elkaar op dit dossier vonden – foeteren al jarenlang over de stroom belastinggeld richting overzee. Ze vinden het niet langer te verkopen dat er in delen van het Koninkrijk geknoeid wordt met openbare middelen, niet adequaat belasting wordt geïnd en dat de Nederlandse belastingbetaler voor de tekorten opdraait.

Zoals gezegd: het coronavirus zette de verhoudingen op scherp. Curaçao kreeg al snel na de lockdown de bodem van de schatkist in zicht en vroeg Nederland om geld. En er kwam financiële steun maar niet nadat Curaçao kon aantonen dat het werk zou maken van een efficiëntere, weerbaarder overheid: de riante inkomens van ambtenaren en bestuurders moesten omlaag en er moest meer belasting worden geïnd. Kortom: de tijd van potverteren was voorbij.

Bovendien kwam Nederland met een plan voor de lange termijn om het land Curaçao ook qua onderwijs, zorg en ondernemingsklimaat weer op poten te krijgen. Een soort onafhankelijk investeringsorgaan, met een lelijk woord ‘hervormingsentiteit’, wordt, ingebed in een overkoepelende consensuswet, actief zodra men er politiek uit is. Want er wordt nog druk onderhandeld over de precieze vormgeving en duur. Zoals het er nu uitziet bestrijkt de hervormingsperiode de jaren 2020-2027 en kunnen toekomstige regeringen niet peuteren aan het herstelwerk, en de financiële middelen van dit orgaan.

Politici als Gilmas ‘Pik’ Pisas zitten daar uiteraard niet op te wachten. Hij erkent wel dat Curaçao zit te schreeuwen om geld maar hij wil geen ‘brevet van onvermogen’ en hij wil niet dat Nederland de komende jaren ‘de leiding’ overneemt, zich uiteraard beroepend op de autonome status. 

Maar ja, het is juist die eigen, autonome verantwoordelijkheid die het eiland in de problemen heeft gebracht. Zolang er namelijk onvoldoende sprake is van ‘good governance’, met andere woorden deugdelijk toezicht op de poppetjes, blijft de politiek vooral een route naar een lucratief verdienmodel en zal de financiële sector het doelwit blijven van roofkapitalisten als Ansary. 

Armoedecrisis Curaçao: Nederland dwingt goed bestuur af

Het net om de financiële autonomie sluit zich 

Amper negen weken na de lockdown van Curaçao is het weer helemaal terug: het beladen debat over de onderlinge verhoudingen tussen de vier landen in het Koninkrijk. Hefboom is uiteraard de coronacrisis die genadeloos de armoede op de eilanden blootlegde. Op Curaçao zijn duizenden mensen afhankelijk geworden van voedselhulp. Het eiland kent geen uitgebreid vangnet voor sociaal zwakkeren van overheidswege, maar gelukkig wel een warm klimaat van onder meer particuliere hulplijnen. Desalniettemin hoort het binnen het Koninkrijk niet zo te zijn, willen we met opgeheven hoofd kunnen blijven zeggen dat we in een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld wonen. 

Die structurele armoede kun je interpreteren als een gebrek aan solidariteit op Curaçao zelf. Staatssecretaris Raymond Knops zei hierover in de Tweede Kamer dat ‘de bevolking ook slachtoffer is geweest van de eigen regeringen’, refererend aan de periode Schotte. De bewindsman concludeert ook nog eens onomwonden dat de ‘eilanden kennelijk niet hun autonomie aankunnen’. 

Quincy Girigorie, tijdelijk even minister van Algemene Zaken, vindt evenwel dat de Curaçaose hulpvraag losstaat van de autonome status van het eiland, die kortweg inhoudt dat Curaçao binnen de waarborgen van het Koninkrijk (rechtsstaat, defensie, financiële backup) zijn eigen koers kan varen. Hij zei hierover:,,Ook de landen in Europa doen een beroep op het solidariteitsfonds.’’ Hij vindt dat de vraag om financiële hulp aan Nederland direct verband houdt met feit dat het toerisme, de grootste bron van inkomsten van het eiland, stilviel, en dat de financiële nood niets van doen heeft met de autonomie van het eiland. De controverse heeft volgens Girigorie te maken met de verslechterde relatie met Nederland. En het klinkt toch dreigend als hij erop laat volgen dat die relatie moet verbeteren ‘willen we samen blijven optrekken’. 

Referendum 

Dat de relaties binnen het Koninkrijk weer tot het nationale debat zijn doorgedrongen, blijkt ook uit de overweldigende aandacht in deze krant. Sla de kolommen van de laatste weken er maar op na: deskundigen en betrokken lezers schrijven door de crisis gedreven opiniestukken waarin zij van hun liefde voor de CAS-eilanden getuigen en pleiten voor coulance van de zijde van Nederland, in de vorm van ruimhartige financiële steun zonder voorwaarden, om en passant toch ook hun ideeën over een passender staatkundige structuur te bepleiten. De geopperde voorstellen variëren van het uitschrijven van een staatkundig referendum, een oprechter naleven van de waarborgen binnen de verhoudingen, tot een – voorheen als radicaal beschouwd – idee om de drie landen volledig binnen het Nederlands staatsbestel te trekken. We zouden dan een dertiende, overzeese provincie aan Nederland kunnen toevoegen, luidt de suggestie. 

Het ziet er al met al niet naar uit dat de staatkundige herindeling van 10-10-10 de laatste is geweest. Er lijkt ons als inwoners van het Koninkrijk wat dat betreft weinig rust vergund. Nu we goed en wel op stoom waren om de BES-eilanden te versterken en de autonome status van de drie eilanden Curaçao, Aruba en Sint Maarten werkbaar te maken, diende zich het coronavirus aan en raakten in een mum van tijd de economieën van de CAS-eilanden – nog verder – in het slop. De gevolgen zijn bekend: Nederland honoreert de verzoeken om financiële bijstand enkel en alleen als de regeringen nu eindelijk eens serieus de bijl zetten in de ambtenarensalarissen, efficiënter belasting gaan innen en werk maken van alternatieve bronnen van inkomsten. Het Economisch Bureau Amsterdam (EBA) spreekt in haar rapport ‘Kleine eilanden grote uitdagingen’ voor wat betreft Curaçao van een ‘onbenut economisch potentieel’ en adviseert innovaties van regelgeving, arbeidsmarkt, energievoorziening en ondernemersklimaat. Evidente en noodzakelijke veranderingen waaraan voortvarend gewerkt moet worden.

Als we het hebben over de economie dan raken we meteen aan dat wat de gemoederen al sinds het Statuut-jaar 1954 bezighoudt: Ki sorto di Reino? Wat voor soort Koninkrijk willen we eigenlijk? Een gelijknamige onderzoek uit 1998 inventariseert hoe de bevolking vanaf 1944 denkt over deelname aan het Koninkrijk. Wat opvalt is dat de verwachtingen in de loop van de decennia niet erg zijn veranderd. De Curaçaose bevolking wil in ruime meerderheid bij het Koninkrijk blijven, wil financiële steun als dat nodig is en wil dat het financieel beleid van hun politici – waar zij niet heel erg op lijken te vertrouwen – door Nederland wordt gecontroleerd. En dat is precies wat er gebeurt, ook nu nog, anno 2020, de autonome status van Curaçao ten spijt. En het was maar een klein zinnetje van staatssecretaris Raymond Knops, in de discussie of Nederland de tweede tranche van financiële hulp al dan niet conditioneel moest verstrekken, maar het was veelzeggend: voldoet de bestaande verdeling van verantwoordelijkheden binnen het Koninkrijk nog? 

Katalysator

De coronacrisis heeft de financiële en bestuurlijke zwakte van de eilanden blootgelegd en is daarmee een katalysator geworden in de kwestie of die status nog wel realistisch is, en hoe dat dan in een nieuwe, aangepaste staatkundige mal te passen is. Het net om de – financiële – autonomie van Curaçao sluit zich. De tijd van de zachte heelmeesters ligt achter ons, als we de uitspraken van Knops mogen geloven. Überhaupt was het voor de coronacrisis uitbrak al de vraag of daar nog sprake van was met het instorten van een deel van het bankwezen en het boekhoudkundige toezicht van het College financieel toezicht te Willemstad. Ervan uitgaand dat de 160.000 koppige bevolking niet dramatisch van gedachten is veranderd – een grootschalige enquête zou dat moeten uitwijzen – verandert er voorlopig niets aan de staatkundige structuur. En laten we wel wezen, als puntje bij paaltje komt dan schort het niet zozeer aan de vorm van de samenwerking, maar eerder aan de inhoudelijke invulling ervan. 

Wat dat betreft raakte Theo Korthals Altes in zijn boek Koninkrijk aan zee (1998) aan een kern, namelijk dat de verhoudingen in het Koninkrijk voor alles ‘dynamisch’ zijn en dat het Statuut voor zowel de eilanden als Nederland eerder een ‘kans’ is dan een recht. ,,In een vrije wereld van toegenomen verkeer en vooral toegenomen snelheid en economische veranderlijkheid is er echter alle reden om opnieuw vast te stellen hoe die toevallige verbondenheid ook in de toekomst als gemeenschappelijke optie kan worden benut, en hoe dit kan geschieden met uitdrukkelijk voordeel van alle partners. Een als dit betekent dat verantwoordelijkheden opnieuw moeten worden verdeeld, is een vrije discussie daarover zinvoller dan wanneer enkel wordt stilgestaan bij de aantasting die dat teweeg zou brengen.’’ 

Het lijkt een onontkoombare conclusie dat de tijden van uitstel en afstel voorbij zijn. In de stroomversnelling van de coronacrisis zijn – met frisse tegenzin – de eerste ferme stappen gezet om op een pragmatische manier een systeemverandering door te voeren, ingegeven door het uitgangspunt van een ongeduldige Knops die ‘niet de ambitie heeft om de baas te spelen’ maar wel wil dat het `Nederlandse belastinggeld goed terecht komt’. En dat staat wat hem betreft los van de discussie over het Statuut. Een discussie daarover op dit complexe moment in de geschiedenis doet hij af als ‘juristerij’. 

Toch zal vroeg of laat de vraag Ki sorto di Reino? beantwoord moeten worden. Om nu eindelijk eens dat goede bestuur structureel te kunnen realiseren en waarborgen, en om op een behoorlijke manier belastinginning te verankeren. Daaraan ten grondslag ligt een verdeling van verantwoordelijkheden die burgers het volle vertrouwen schenkt om bij een eerstvolgende volksraadpleging de vraag ‘of men wil dat Nederland het financiële beleid van uw regering controleert’ met een gerust hart met ‘nee’ te beantwoorden. 

 

sea-sky-beach-holiday.jpg
Foto door Skitterphoto op Pexels.com

img_1398

 

Kroondagen achter de geraniums

Als ik naar buiten kijk, zie ik niet de normale rommelige drukte op straat, van haastig auto- en fietsverkeer, van strak in het pak tot losjes met rugzak op weg naar werk, afspraken en school – maar zie ik mensen voorbij lopen op een zonnige zondag, en dat iedere dag weer. Sommigen joggen met koptelefoons op, anderen hebben er stevig de pas erin, maar velen slenteren nogal doelloos, op gepaste afstand van elkaar voor een ogenschijnlijk nutteloos ommetje. Mensen knikken elkaar veelbetekenend toe, ze ontwijken elkaar beleefd als deelnemers in een nieuw spel met nog onwennige spelregels. En hé, zie ik daar niet een kauw wegvliegen met een papieren zakdoekje in zijn bek, weggegrist uit een volle prullenbak? 

Een jongen tuurt met een verrekijker naar wat er beweegt tussen het gebladerte, iets verderop zit een meisje in een zomerjurk geknield met een fotocamera op haar gemakje de velden met narcissen te observeren. Ik ben in een remake anno 2020 van de film Bilitis beland waar zich ieder moment een romantische scene kan gaan voordoen, dat alles geregistreerd door een bewasemde lens. Of is het toch meer het surrealistische scenario zoals Luis Buñuel dat voor ogen had toen hij samen met Salvador Dalí besloot hun dromen en nachtmerries te verfilmen in Un chien Andalou?

Buiten is het stil als op het Franse platteland. 

Daar moeten we aan wennen. Want pal boven ons huis loopt een nu verlaten snelweg naar Schiphol waar tot voor een paar weken vanaf vijf  uur ’s ochtends tot tien uur ’s avonds zo’n beetje iedere vijf à tien minuten een vliegtuig overraasde. Daar waren we aan gewend. Het viel ons niet eens meer op. We werden er mee wakker en gingen ermee naar bed. In deze nieuwe stilte slapen we dat het een lieve lust is, ongehinderd door het gejank van laagvliegende motoren. Soms word ik gewoontegetrouw wakker om een uur of vijf en dan duurt het altijd even voor ik weer weet in welke tijd we leven.

Er is ook al weken niet meer aangebeld; aangekondigd bezoek blijft op gepaste afstand voor de deur staan stuntelen, pakketbezorgers reiken hun vrachtje aan met plastic handen. Het is daarentegen reuze druk op de diverse familie-apps waar tijdloze gesprekken plaatsvinden over het weer, en hoe we bruin verbranden op onze zonnige terrassen met potten vol fleurige viooltjes en tulpen, onderwijl boeken lezend waar we het bestaan al bijna van waren vergeten. 

In deze gestolde tijd hebben we onze dagindeling flink kunnen inkaderen, nu die niet wordt dwarsgezeten door afspraken en uitjes. Het fijne van zo’n gestructureerde dag is dat je je niet hoeft te bekreunen over de vraag: hoe gaan we vandaag de dag inrichten? Nee, van uur tot uur is duidelijk dat er wordt gesport, gewassen, gewerkt, geappt, gekookt, geborreld, krant gelezen, gegeten, en Netflix gekeken, ten volle de regels van rust, reinheid en regelmaat respecterend.

In weerwil van de sur-realiteit moet ik constateren dat het huidige leven, weliswaar zo tegen onze wil gespeend van alle gebruikelijke ruis, toch zo wonderlijk kalm is, zo ‘zen’, helend bijna. In mijn hoofd is een soort defragmentatie opgestart die me toenemend een opgeruimd gevoel geeft. Zelfs mijn immer fluisterend innerlijke stemmetje – dat ook nauwkeurig mijn sociale agenda bijhoudt: vergeet niet die bos bloemen en die verjaardagskaart! – houdt zich dezer dagen gedeisd. Waar ik normaal race om aan alle verplichtingen en verwachtingen te voldoen, sukkel ik nu stressloos van uur naar uur – en blijk ik, geheel tegen mijn beweeglijke natuur in, opeens nodeloos lang bezig te zijn met brood bakken en het vullen van de kruidenbak met struikjes tijm, bieslook en peterselie. 

Deze kroondagen bulken van contemplatieve momenten. Dat komt mij goed uit want bij gebrek aan opdrachten werk ik nu aan het boek dat al ruim twee jaar in mijn lade ligt te wachten op afronding. Waar ik vroeger moest uitwijken naar schrijflocaties elders om de juiste rust en focus te vinden om te kunnen schrijven, ben ik nu – eindelijk – aanbeland op de plek waar ik niet weg hoef: thuis, achter de geraniums. 

Helpen of afknijpen? (Onze bezwaren tegen Italiaanse en Antilliaanse toestanden tellen even niet toch?)

De reputatie van Nederland heeft een gevoelige knauw opgelopen nadat premier Rutte en minister Hoekstra zich onverzoenlijk opstelden in het voorstel van Italië om speciale eurobonds uit te geven teneinde de financiële nood daar als gevolg van de coronacrisis te lenigen. 

Hoekstra wil niet dat Nederland wordt opgezadeld met afbetalingen van leningen voor een regime dat ook na forse aandrang geen financiële buffers heeft aangelegd. Die weigering van de twee bewindslieden heeft in Zuid-Europa maar ook in Nederland zelf een storm van verontwaardiging doen opsteken, zelfs nadat er nu een leningenfonds is bedacht dat voorziet in het lenigen van de ergste nood, het ESM, het European Stability Mechanism. Achterliggend doel uiteraard: de euromunt stabiliseren. 

Nederland werd meteen na de onverzoenlijke houding van Hoekstra een harde, kille, berekende houding verweten waarover de in Italië woonachtige Nederlandse schrijver Ilja Leonard Pfeiffer treffend zei dat ‘je niet om de keukentafel kunt gaan zitten om de huishoudboekjes te controleren terwijl het huis in brand staat’. 

De schrijver constateert dat het calvinistische Nederland, als het om geld gaat, al snel in de ‘oude reflexen’ terugvalt: andere landen verwijten er een potje van te maken terwijl Nederland zich toch zo keurig spaarzaam en oplettend opstelt. Nog tamelijk vers in het geheugen ligt de opmerking van Jeroen Dijsselbloem in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Eurogroep over het gebrek aan begrotingsdiscipline van de Zuid-Europese landen:  ze moesten maar eens ophouden met hun geld aan drank en vrouwen te spenderen.

Die controverse met de Zuid-Europeanen staat niet op zich. Ook de koninkrijkseilanden overzee hebben in de loop der decennia te maken gehad met steile, betweterige Nederlandse ministers en staatssecretarissen. Sinds de zes Antilliaanse eilanden bij het Koninkrijk der Nederlanden horen is er eigenlijk altijd over geld gesteggeld. Het vormt de rode draad in de koninkrijksrelaties. 

ARMOEDEVAL

Wat we nu zien gebeuren met de Antilliaanse vraag – of zeg maar gerust smeekbede – om hulp, nu de voornaamste bron van inkomsten, het toerisme, volledig is weggevallen, vertoont veel overeenkomsten met de Nederlandse houding richting Zuid-Europa. Ook de regeringen van de autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten krijgen al jaren de mantra te horen dat ze moeten bezuinigen, en dan met name op de hoge aantallen ambtenaren en hun forse salarissen en pensioenen, een erfenis uit de cliëntelistische tijden waarin loyale burgers ‘beloond’ werden met een baantje bij de overheid. Dat dit maar moeizaam te verwezenlijken is, is niet zo gek. Ambtenaren ontslaan betekent op de eilanden waar de sociale voorzieningen uiterst karig zijn meteen een armoedeval. Dat een eiland als Curaçao naarstig op zoek is naar andere bronnen van inkomsten is dan ook zeer bemoedigend. Wat dat betreft bevindt het eiland zich in een transitie, waarin wordt nagedacht over andere – duurzame – wegen naar financiële zelfstandigheid getuige het Groeiakkoord met Nederland.

Wat we anno 2020 meemaken is een wereldwijde ramp van ongekende omvang waarbij we nog lang geen zicht hebben op een terugkeer naar de normale gang van zaken, als we daar al ooit weer terug naartoe zouden kunnen (of willen). De coronacrisis wordt beschouwd als de grootste uitdaging voor de mensheid sinds de Tweede Wereldoorlog, met een economische recessie in het vooruitzicht. 

MARSHALLPLAN

Er gaan in Europa stemmen op om tot een Marshall-achtig noodplan te komen, een pot met geld waarmee de getroffen economieën op de been kunnen worden geholpen, indachtig de hulp die Europa kreeg van de Verenigde Staten na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog. Slogan van dit plan was: Whatever the weather, we only reach welfare together. Met dit moederplan aller noodplannen was het rijke Amerika solidair met het verarmde Europa. Ook toen stak er storm van verontwaardiging op in de VS waar men vreesde geld te storten in een bodemloze put. Uiteindelijk streek Amerika met de hand over het hart dankzij de inzet van de legendarische minister George Marshall die voor zijn inspanningen in 1953 de Nobelprijs voor de Vrede ontving. Vanaf 1947 kreeg Europa ter waarde van omgerekend 150 miljard dollar goederen, machines en mensen om de economie weer op poten te krijgen. De wereld was erbij gebaat dat Europa gedijde, niet dat het crepeerde. En ja: een voorwaarde was ook dat de Europese landen hun financiën op orde brachten.

Het lijdt geen twijfel dat ook de autonome landen overzee gebaat zullen zijn bij een ruimhartige, empathische bijdrage uit de Nederlandse reserves voor economische wederopbouw. Niet alle financiële hulp zal in de vorm van een gift kunnen plaatsvinden. Maar uitsluitend onder harde voorwaarden helpen, lijkt ook niet de aangewezen weg. Wat dat betreft kan worden geleerd van de wijze waarop Noord-Europa de Zuid-Europese landen na de bankencrisis in 2008 heeft behandeld. We weten nu dat een keiharde, kille benadering leidt tot animositeit en regelrechte armoede. Langlopende leningen met lage rentes kunnen dat deel financieren wat niet uit de reserves te halen valt. Alles mede vanuit de gedachte dat Nederland en haar eilanden overzee nu eenmaal beíde profijt ondervinden van goede economische én vriendschapsbanden. Er is nu eenmaal sprake van tweerichtingsverkeer. Het verdienmodel binnen het Koninkrijk kent vijf partners: Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden. 

Het zou interessant zijn om eens een diepgaande financiële analyse te maken van de opbrengsten die Europees Nederland genereert uit haar belangen op de eilanden. Ik moet meteen denken aan de KLM, het nu ernstig bedreigde paradepaard van de Nederlandse economie. Niet voor niets heet de route Amsterdam-Willemstad de gouden route. Van de opbrengsten uit deze route worden de eilanden overzee financieel niet veel wijzer terwijl de burgers een flinke som moeten neertellen voor een ticket naar het moederland. 

Er zijn ook nogal wat sectoren aan te wijzen waar we aan beide zijden van de oceaan beter van (zijn ge)worden. Uiteraard springt dan meteen de trustsector in het oog. Hoewel inmiddels onderworpen aan OESO-regels die witwassen moeten tegengaan, heeft deze sector vooral in het verleden voor enorme inkomstenstromen gezorgd, zowel in Europees Nederland als op de eilanden. Uit die inkomsten had een buffer kunnen worden opgebouwd wat niet is gebeurd. (Iets wat Nederland trouwens ook verzuimde met de gasopbrengsten.)

Dan het toerisme. Ook op dit vlak zijn we er aan beide zijden van de oceaan beter van geworden. Een flink deel van de verblijfstoeristen op de Caribische eilanden is afkomstig uit Nederland. Als deze crisis iets leert, dan is het wel dat we niet zonder elkaar kunnen. Misschien dringt nu eindelijk ten volle tot ons door dat we bevriende partners zijn in het Koninkrijk, en geen concurrenten die elkaar voortdurend de maat nemen. Uiteindelijk worden we er allen beter – en gelukkiger – van als we erkennen dat investeren in elkaar, in elkaars bevolking en land ons uiteindelijk allemaal verder helpt. De coronacrisis vormt hierbij de – navrante – ultieme kans.

Het coronavirus is een onzichtbare vijand die maakt dat we verder van elkaar afstaan dan ooit in onze gedwongen isolatie. Tegelijkertijd voelen Nederlanders en Antillianen zich dichterbij elkaar dan ooit, in hun gezamenlijke nood. Het is een tijd waarin het niet past om elkaar te kapittelen op al dan niet onjuist financieel gedrag; veeleer geeft deze crisis aanleiding om elkaar gul te helpen waar nodig. Never waste a good crisis, zou Winston Churchill zeggen, de oorlogspremier die zijn land succesvol door de Tweede Wereldoorlog heen loodste. Wat zou het bijzonder zijn als we achteraf over de coronacrisis zouden kunnen zeggen: het was een vreselijke tijd maar Nederland en haar Antilliaanse partners overzee zijn daardoor wél nader tot elkaar gekomen.

Laat Curaçaose journalisten meedingen

 

Onlangs namen twee journalisten van Trouw en RTL de prijs voor Journalist van het Jaar in ontvangst voor hun voortreffelijk werk inzake de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst. In zijn speech bij de uitreiking noemde Pieter Klein (RTL) de journalistiek ‘de bondgenoot van de burgers’. Het lijdt geen twijfel: een geoliede rechtsstaat is gebaat bij onafhankelijk opererende (onderzoeks-)journalisten. 

Dat dat op een klein eiland als Curaçao verduveld lastig is, is geen nieuws. In een landje bewoond door 160.000 mensen is de kans groot dat je oom in de politiek zit, of dat je nicht op de PR-afdeling werkt van een overheids-NV. 

Kleinschaligheid is niet het enige obstakel. Media op het eiland moeten het zien te rooien met uitermate geringe budgetten. Werken als journalist is nog net geen kwestie van liefdewerk oud papier, maar vergeleken met hun Nederlandse collega’s komen ze er bekaaid vanaf.

Ik heb het rijtje winnaars sinds 2006 eens doorgenomen, maar kon geen journalist ontdekken die op Curaçao, Aruba, Bonaire of op de Bovenwindse eilanden Sint Maarten, Saba of Sint Eustatius werkzaam is. Dat is ook niet verbazingwekkend. Er is domweg geen tijd voor grondige verdieping in onderwerpen. Op de vaak onderbemande redacties is het zaak de krant op tijd naar de drukker te sturen. Uit ervaring weet ik dat er, meestal ook nog eens zes dagen per week, keihard wordt gewerkt. Overigens zou de onlangs overleden oud-journaliste Marjo Nederlof niet hebben misstaan in het rijtje winnaars. Zij was een vasthoudende, zeer toegewijde journaliste die nogal eens stof deed opwaaien met haar niet aflatende – politieke – analyses van wat er mis was gegaan.

Wie de kranten – Antilliaans Dagblad, Amigoe en Extra zijn de grootste – een beetje bijhoudt weet dat de onderzoeksonderwerpen voor het oprapen liggen. Niet lang geleden was er bij voorbeeld een bankrun bij de Girobank, die inmiddels haar deuren heeft gesloten. Een ramp voor de klanten van deze bank. Toezicht op de financiële sector is in veel opzichten voor verbetering vatbaar, zo is al vaker gebleken. Als we kijken naar de media als vierde macht naast de trias politica, dan kunnen de ‘Antilliaanse’ eilanden, zoals ze voor de hervorming van de staatkundige structuur heetten, qua media beslist meer aandacht en (financiële) steun gebruiken, willen we een behoorlijk niveau van de rechtsstaat ook overzee overeind houden. 

Mijn pleidooi zou dan ook zijn om de journalistiek op met name Curaçao, Aruba en Bonaire, waar Nederlands de voertaal is, te betrekken in het Nederlandse prijzencircuit. Te weten dat je meedingt naar een prijs als bij voorbeeld Journalist van het Jaar zou een enorme stimulans betekenen voor de sappelende vierde macht die er nogal eens tegen de stroom in roeit en knokt voor objectieve, onafhankelijke berichtgeving. Uiteindelijk komt dit het optimaal functioneren van de democratie ten goede. De burgers van de zes Koninkrijkseilanden overzee verdienen het als bewoners van de rechtsstaat die het Koninkrijk der Nederlanden heet dat dat hun stem luider en duidelijker klinkt in de Antilliaanse media.