Een boom is eigenlijk net een trouwe hond. Hij vraagt niets en geeft alles wat hij heeft. Bomen lossen ongevraagd nare problemen op. Geheel belangeloos absorberen ze onze vieze CO2-uitstoot en fijnstof. Waar zij gelukkig niet dood aan gaan maar wij wel als we doorgaan met het nodeloos kappen van bomen. Het devies kan niet anders zijn dan: kappen met kappen. Uiteraard zijn er uitzonderingen.
Een productiebos is nu eenmaal bedoeld om onze grenzeloze honger naar hout te stillen. Laat die argeloze wandelaar dus op tijd weten dat hij in een productiebos wandelt. Dan weet hij dat hij zich niet te veel moet gaan hechten aan de bomen, de vogels en de dieren die er wonen. Konden we de dieren ook maar duidelijk maken dat hun bos, hun boom, daar waar ze hun kroost opvoedden, slechts een tijdelijke behuizing was. Dat vroeg of laat de bijl eraan te pas zou komen.
Laten we eens bekijken waar die gulzige houthonger van de mens vandaan komt. Hoe het komt dat hij van een wezen met een heilig ontzag voor woudreuzen, eiken en linden een nietsontziende homo economicus werd die eeuwenoude eiken met een omvang van zes meter velt zonder een greintje spijt.
De Westerse mens in het huidige antropoceen is een gretig soort mens, een beetje van het type pakken wat je pakken kan ook al heb je het niet nodig. Instant bevrediging van zijn behoeften is zijn name of the game. Wij antropoceentjes ontzeggen ons maar weinig. Onze aarde is een verbruiksartikel geworden, een bron – in feite onze enige bron – van economische waarde waar we met z’n allen aanspraak op menen te moeten maken, de een wat meer dan de ander, afhankelijk van de verworven machtspositie.
Wij met z’n allen, momenteel zijn we met ruim 7,5 miljard, hebben huizen, voedsel en water nodig om te overleven en ons voort te planten, hoewel je bij dergelijke getallen begint te denken aan draconische maatregelen om ons aantal in te perken.Feit is: vooralsnog gaan we groeien, en neemt onze houthonger navenant toe.
As we speak verdwijnen weer honderden hectare bos om onze houthonger te stillen. Afgelopen jaar werd wereldwijd zowat 5 miljoen hectare bos opgeslokt. Even ter vergelijking: in Nederland bestaat 11% van het landoppervlak uit bos, goed voor 356.000 hectare.
De grootste slokop is China waar de verstedelijking de voornaamste aanjager is van de houtimport. Woningbouw en woninginrichting vergen veel hout in de vorm van kozijnen, deuren en meubelen. Het land mag dan zelf beschikken over een enorm bosareaal, het staat op de vijfde plaats op de ranglijst van ’s werelds grootste arealen – sinds overstromingen als gevolg van ontbossing is men voorzichtig geworden en wordt flink over de grens geshopt om aan de houtbehoefte te voldoen. Om een idee te geven: Duitsland exporteert op jaarbasis bijna 400.000 kubieke meter loofhout naar China.
Voordat we inzoomen op Nederland en meer bepaald de Noord-Hollandse duinen, is het goed te weten waarom we er zo langzamerhand stevig van doordrongen zijn geraakt dat de mensheid het zonder voldoende bomen niet gaat redden.
Niet alleen milieuactivisten zien met lede ogen aan hoe de ruim bemeten bospercelen in Siberië, Zuid-Amerika, Afrika en Indonesië zienderogen slinken. En niet alleen daar. Ook in Europa is werk aan de winkel. Een dergelijk wereldomvattend probleem raakt ons allen vroeg of laat. Vooralsnog zijn het activisten die zich het onzekere lot van bomen aantrekken. Een groep boomliefhebbers ketent zich ook dezer dagen weer vast aan de grijpgrage harvesters van de Poolse overheid. Onder het mom van de gevaarlijke vraatzucht van een piepklein kevertje sneuvelt daar een deel van het uiterst unieke oerbos in Polen, het inmiddels ook in Nederland bekende Bialowieza-bos. Meer aannemelijk is dat de oeroude bomen met hun enorme omvang voor goed geld worden verkocht aan houthongerende landen als China, ondanks de dreigementen van de Europese Unie, ondanks de beschermde status van het bos. UNESCO heeft het bos in 1992 in z’n geheel tot werelderfgoed bestempeld. In dit ‘heilige’ bos, dat nog immer een mythische betekenis heeft voor veel Polen, staan bomen die zo oud en groot zijn dat ze een naam dragen, zoals de ‘Keizer van de zuidelijke eik’ met een omvang van 610 cm.
Een van de redenen dat Bialowieza zo lang onaangetast kon blijven is dat opeenvolgende vorsten, koningen en tsaren het woud als hun private jachtterrein beschouwden. Er was wild in overvloed, niet in het minst de legendarische Litouwse bizon die nu is uitgestorven. In zijn onovertroffen boek Landschap en herinnering wijdt Simon Schama een heel hoofdstuk aan de geschiedenis van het oerbos. Uiteindelijk was het ten tijde van de nazi’s gedaan met de rust in het bos. Je zou kunnen zeggen dat Bialowieza zijn onschuld toen definitief verloor. De Duitsers verrichtten er op grote schaal standrechtelijke executies, ook op joden die het bos in waren gevlucht.
In die vermaledijde jaren dertig en veertig van de vorige eeuw werd begonnen met grootschalige kap waarvan de opbrengsten terecht kwamen in de kas van Hitler. Het is trouwens interessant te zien hoe het nazisme de mythe rondom het onbedorven Germanisme deels baseerde op de geschiedschrijving over Duitse wouden, met name het geschrift De origine et situ Germanorum daterend van 98 na Christus, van de hand van de Romein Tacitus. Hij liet zich inspireren door de nederlaag die de Romeinen leden in het jaar 9 na Christus tijdens de Slag bij het Teutoburgerwoud.
Niet onbelangrijk voor het gedoe rondom de kap in het bij biologen en natuurliefhebbers geroemde ‘Puszcza’ Bialowiezais is dat het een van de laatst overgebleven oerbossen is; dat wil zeggen niet door de mens aangeplant, en daterend van voor de laatste ijstijd, zo’n 21.000 jaar geleden. In Nederland waren we het onaangetaste oerbos al rond de middeleeuwen kwijt.
Ook in Nederland maken burgers zich zorgen over de kapzucht van de diverse beheerders van natuurgebieden en bossen. Op YouTube zijn diverse filmpjes te bekijken die daar verslag van doen. Van het leven beroofde stapels stammen worden ter illustratie in beeld gebracht. De ravage die het kappen heeft aangericht leidt steevast tot mistroostig commentaar van goedwillende omwonenden en natuurliefhebbers.
Ook in de Schoorlse – en Kennemer Duinen is de verontwaardiging over rigoureuze kap van, in dit geval tot ongewenst verklaarde, dennen niet van de lucht. De website van de Stichting ter Behoud van het Schoorlse en Noord-Kennemer Duingebied geeft een helder inzicht in de complexe problematiek. Want de kaalslag heeft hier niets te maken met het ‘oogsten’ van hout in een productiebos zoals het in het officiële jargon van de bosbeheerders heet, maar met een visie op herstel van een ‘oorspronkelijke’ staat, zijnde een toestand van een eeuw geleden. Zonder in te willen gaan op de nogal technische beweegredenen is het wel opvallend dat de kaalslag wordt gepresenteerd als de ‘helpende hand’ bieden aan de natuur. De dennen zouden uiteindelijk toch wel sterven, maar de beheerders helpen daarbij graag een handje. Onwillekeurig denk je dan toch aan een premature vorm van euthanasie van een patiënt met een dikke portemonnee.
We waren er graag wat beter op voorbereid geweest. Wij, natuurliefhebbende wandelaars en omwonenden, voelen ons nogal overvallen door dergelijk ingrijpend ‘natuurbeheer’. Wij begrijpen gewoon niet waarom Staatsbosbeheer in het geval van de Schoorlse duinen; PWN in het geval van het NoordhollandsDuinreservaat, de dennen op een dergelijk grootscheepse wijze aan het vellen zijn.
Honderd jaar geleden werden de bomen juist aangeplant om de enorme duinverstuiving tegen te gaan. Dat resulteerde in het huidige unieke bos- en duingebied, 5300 hectare groot, dat zich in al haar pracht uitstrekt tussen Wijk aan Zee en Bergen. In die afgelopen eeuw zijn zo bossen van formaat ontstaan die zich hebben vastgezet in het collectieve geheugen van omwonenden en bezoekers. Het zijn bossen met een geschiedenis geworden.
Het steekt ons boomliefhebbers dat het woordgebruik van de beheerders niet in overeenstemming is met wat wij zien en ervaren. In de teksten van Staatsbosbeheer en PWN is bijvoorbeeld geen sprake van bomenkap, maar van het ‘oogsten’ van bomen. Redelijk onschuldig klinkt het ook als er sprake is van ‘beheer en uitvoering in fasen’. Ik kan begrijpen dat de stichting hier juist spreekt van enorme praktische gevolgen die niet worden benoemd maar die eerder getuigen van ‘grootschalige omvorming’ dan van onschuldig beheer.
Toch ben ik niet pessimistisch. Er zijn duidelijke tekenen dat wij de tijd mee hebben. Ik zei het al. We staan met onze rug tegen de muur. Niet voor niets zijn we erop gebrand om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen. De overheid heeft dondersgoed begrepen dat bomen hierin een cruciale rol kunnen vervullen. Bomen ruimen immers ruimhartig CO2 en fijnstof op. In het actieplan Bos en Hout van oktober 2016, een initiatief van Platform Hout, Natuur & Milieu en de Vereniging van Bos en Natuurterreineigenaren, wordt hout het ‘langzame goud’ genoemd. Jaarlijks absorbeert het Nederlandse bos 3,4 miljoen ton CO2 en circa 20 miljoen kilo fijnstof. We kunnen dus in Nederland eerder meer dan minder bos gebruiken. Het actieplan voorziet dan ook in een uitbreiding van het bosareaal van 356.000 hectare naar 456.000 hectare, een extra van 100.000 hectare, aan te planten over een tijdspanne van dertig jaar.
In het actieplan zit overigens een uiterst handige ‘gereedschapskist’, een instrumentarium waarmee Climate Smart Forestry kan worden bedreven, ook door particulieren. Bedoeld dus voor mensen die staan te trappelen om bij te dragen aan een beter milieu. Er is een budget beschikbaar van 300.000 euro.
Wat mij nou zo mooi lijkt is dat Staatsbosbeheer en PWN met dit instrumentarium, dat ook voorziet in het verfijnen van communicatieve vaardigheden, de ruimte krijgen om eens haarfijn uit te leggen wat zij voor ogen hebben, en dat zij op hun beurt aandachtig luisteren naar de stichting engeïnteresseerde omwonenden en natuurliefhebbers. Samen zouden zij dan, als heuse klimaatpartners, plannen kunnen ontwikkelen voor nieuwe aanplant van bomen.
In feite zijn we dezer dagen allemaal klimaatpartners. Al was het maar omdat we allen deel uitmaken van het levende organisme dat aarde heet. Konden we er een jaar of tien geleden nog mee weg komen om ons hartelijk te verkneukelen om het boomknuffelen, destijds op de kaart gezet door Irene van Lippe-Biesterfeld; vandaag de dag weten we wel beter. Als we de natuur geweld aan doen, dan doen we in feite onszelf geweld aan. Niet alleen de Stichting NatuurCollege van de prinses hamert op dit gegeven, ook een gerenommeerde organisatie als Conservation International is het stadium dat we de natuur als louter economische commodity beschouwen, al lang voorbij.
Door schade en schande wijs geworden beseffen we hoe de natuur bijdraagt aan een goede gezondheid. In Japan bestaat zoiets als forest therapy. Ook NatuurCollege roemt de helende werking van het bos, van ‘shinrin-yoku’: het ‘baden in het bos’. Japan kent inmiddels meer dan 50 therapeutische bossen. Dat het werkt is ook wetenschappelijk bewezen: vele studies tonen aan dat verpozen in de groene natuur heilzaam is voor de gestreste en gedeprimeerde mens.
Het is dan ook geheel in lijn met de tijdgeest dat een Trainee Battle in opdracht van Staatsbosbeheer, met als kwestie een structureel verdienmodel te ontwikkelen, leidde tot het winnende idee om zorgkosten te voorkomen door gebruik te maken van de genezende werking van de natuur.
We zitten overduidelijk in een tijd van transitie die er hopelijk in zal uitmonden dat de roofbouw van de mens op de natuur geleidelijk aan zal plaatsmaken voor een wereld waarin bomen niet louter beschouwd worden als houtleverancier, maar als een levend organisme dat het klimaat regelt, vocht vasthoudt, een verkoelende werking heeft, CO2 en fijnstof absorbeert en last but not least: ons gelukkig en gezond maakt.
(Deze bijdrage is gepubliceerd in ‘Hier is zon, zee en zand, Schrijvers over Bergen en Schoorl’, een uitgave van Uitgeverij Conserve ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van de uitgeverij.)
Helemaal goed!!
Met vriendelijke groet,
Peter Dicker
T +31 (0)251 – 249 309 M +31 (0)6 – 538 24 909 E petrusdicker@gmail.com http://nl.linkedin.com/in/peterdicker
>
LikeLike