Mijn persoonlijke Boeken Top 10 van het afgelopen jaar. Boeken die niet noodzakelijk in 2017 verschenen, zowel fictie als non-fictie.
BENJAMIN MOSER – CLARICE LISPECTOR, DE BIOGRAFIE (Arbeiderspers, Open Domein, 2017) Mijn grote ontdekking in 2017 was het werk en de persoon van de meest legendarische schrijfster van Brazilië: Clarice Lispector (1920-1977). Inmiddels is zij veertig jaar geleden overleden, wat maar weer eens bewijst dat wie schrijft, blijft. Lispector vluchtte als peuter met haar joodse ouders uit de Oekraïne. Het gezin kon op het nippertje ontsnappen aan de pogroms. Een talent als Lispector komt maar eens in de zoveel decennia bovendrijven. Zij weet, evenals Kafka en Joyce, haar onderbewuste bronnen aan te boren. Dat is waar werkelijk groot schrijverschap over gaat: het genadeloos blootleggen van menselijke categorieën. In het geval van Lispector betekent dat het ook gaat over de mens als dier, over dat wat in ons huist en ons kan overnemen, de metamorfosen waar Ovidius al over schreef. Moser doceert in deze biografie meteen een geschiedenis van de uit de Oekraïne verdreven joden, een geschiedenis die gruwelijk misdadige vormen aan kon nemen. Het is alsof deze schrijfster al duizend doden is gestorven en daarmee ergens boven het alledaagse banale zweeft, als een literaire engel die ooit weer zal reïncarneren.
ILJA LEONARD PFEIFFER – BRIEVEN UIT GENUA (Arbeiderspers, 2016) Onbekommerd, rauw en toch zo zachthartig. Met Ilja Leonard Pfeiffer beschikken we in ons nederige landje over een heuse mediterrane schrijver in de traditie van Lord Byron en Louis Couperus. Ik word erg gelukkig van een man die zo schijnbaar onethisch leeft in dienst van zijn roeping als literaire reus, en dat bedoel ik zowel letterlijk als figuurlijk. Wat mij betreft is Pfeiffer de grootste levende Nederlandse schrijver van dit moment. Zijn ‘Brieven uit Genua’ las ik likkebaardend en bij tijd en wijle hikkend van de lach. Openhartig en eerlijk, schaamteloos, zonder overigens te kwetsen. Daarvoor is de mens Pfeiffer te beschaafd, te belezen en te menselijk, te wars van mooimakerij. Je krijgt wat je leest: een boek vol scherpe, al te menselijke waarnemingen, geschreven vanuit een volstrekt authentiek levensgevoel. Niet voor niets al een beetje volksheld, à la Gerard Reve, maar dan zonder de jeugd- en godstrauma’s.
JAMES SALTER – DE JAGERS (De Bezige Bij, 2016) Was ik als man geboren dan had ik het leven van James Salter (1925-2015) willen leiden. Hij was aantrekkelijk, mannelijk zonder macho te zijn en piloot bij de United Air Force. Over deze periode in zijn leven schreef hij zijn eerste roman: De Jagers. Ik zou iedere vrouw die eens een echt mannenboek wil lezen aanraden zich te laten meevoeren in het leven van Cleve Connell die wordt uitgezonden naar de Korea-oorlog (1950-1953). Lees en beleef adembenemende, beklemmend stille verkenningsvluchten boven het oorlogsgebied. Voel de eenzaamheid van de piloot, zijn onthechtheid. ‘De Jagers’ gaat niet over het oorlogsconflict maar over onderlinge spanningen en afrekeningen binnen het pilotenteam. Ik kende Salter al van het sensuele ‘A sport and a Pastime’ (1967) waarin hij een Amerikaanse student volgt in zijn (erotische) relatie met een jonge Française. Het was het eerste boek met adolescente seksscènes zoals je je die herinnert, of wilt herinneren. Eveneens een aanrader!
PANKAJ MISHRA – AGE OF ANGER, a History of the present. (Allen Lane, Penguin Books, 2017) Je moet het maar durven, een ‘History of the present’ schrijven. Maar Mishra is het van harte toevertrouwd. De man paart een indrukwekkend corps aan historische kennis aan een uiterst kritische blik op de loop van de – koloniale – geschiedenis van het Verenigd Koninkrijk. Hij schroomt niet om de vinger naar het VK te wijzen als hij de afbraak van de sociale cohesie in zijn geboorteland India beschrijft. Meer algemeen legt hij genadeloos de loze beloften van kapitalisme en democratie bloot. ‘Daarin schuilt de diepe teleurstelling die mensen tot woede en vergelding drijft,’ schreef hij al eerder in ‘From the Ruins of Empire: The revolt against the West and the Remaking of Asia’. Misschien gaat het typeren van zijn omkering van denken als een Copernicaanse wending in het beschouwen van de relaties tussen West en Oost te ver. Desalniettemin beschouw ik Mishra als een voorloper van een intellectuele generatie uit het Oosten die nietsontziend de imperialistische motieven van het Westen en de rampzalige gevolgen zoals we die anno 2017 ervaren, blootlegt. Voor wie de ongemakkelijke tijdgeest wil doorgronden een mustread. Met dank aan Bas Heijne die hem voor NRC Handelsblad interviewde en mij zo liet kennismaken met deze Indiase denker.
PETER D’HAMECOURT – IN HET SPOOR VAN DE RUSSISCHE ZIEL, Dostojevski tussen Europa en Rusland (Uitgeverij Conserve, 2017) Dit boek las ik op een strand op het Griekse eiland Corfu waar flink wat Russen wonen, om te werken, om er te genieten van de zee of de heilige Spiridon te aanbidden. Ik was aangenaam verrast door dit boek en ik kan eenieder die iets wil begrijpen van de – onveranderde – Russische ziel dit boek aanraden. Het voerde mij terug naar mijn middelbare schooltijd. In de jaren zeventig was Dostojevski onder jongeren en vogue. ‘Schuld en boete’ las ik als 15-jarige in een lekkende tent in drie weken uit. Ik denk niet dat ik er toen veel van begreep. D’Hamecourt licht een tipje van de sluier op. Je beseft dat de afkeer van Europa’s vermeende goddeloosheid, die Dostojeveski verblijf in Duitsland, Zwitserland en Frankrijk goeddeels vergalde, nog immer springlevend is. Wij dreven af van God. Nu weet ik dat Poetin ons alleen maar wil ‘behoeden’ voor erger! Deelhebben aan de Russische ziel kan ons redden, is wat Dostojevski al propageerde. Ook voor wie wil begrijpen hoe een paternalistische staat functioneert.
RODAAN AL GALIDI – HOE IK TALENT VOOR HET LEVEN KREEG (Uitgeverij Jurgen Maas, 2017) Geeft D’Hamecourt ons een kijkje in de Russische ziel, Al Galidi laat ons de Nederlandse ziel zien in al haar kleinheid en grootsheid. De uit Irak gevluchte schrijver zette in 1998 voor het eerst voet op Nederlandse bodem, op 11 februari is dat twintig jaar geleden. In die jaren maakte hij zich de taal eigen en beschreef hij zijn ervaringen in AZC’s, in afwachting van de uitkomst van zijn asielaanvraag die hij het langste wachten in zijn leven noemt. Uiteraard kom je te weten hoe het er aan toe gaat binnen de hekken van een asielzoekerscentrum. Maar meer nog laat deze getalenteerde schrijver zien hoe de Nederlander in elkaar steekt. In ons huist een dubbelhartige ziel. Een ziel vol empathie, maar ook een ziel die zich aan de regeltjes houdt. Zielen die misschien wel meer houden van hun hond dan van de ontheemde mensen van ver.
JULES EVANS – FILOSOFIE VOOR HET LEVEN en andere gevaarlijke situaties (Uitgeverij Ten Have, 2014) We beseffen soms maar half hoe veel wij te danken hebben aan de filosofie van de Oudheid en hoe Plato, Socrates, Epicures, Diogenes en Seneca nog immer ons denken beïnvloeden. Je staat ervan versteld als je wat nauwgezetter naar bijvoorbeeld de inspiratiebronnen van zelfhulpboeken kijkt. Jules Evans onderwierp zijn eigen neurosen aan de kennis en methoden van de oude Grieken en bevrijdde zich zo van onbegrepen angsten. En zei Cicero al niet: Ik verzeker u, er bestaat een geneeskunde voor de ziel. Het is de filosofie! Voor mij was dit boek een puntige opfriscursus wijsbegeerte, die mij weer eens de ultieme wijsheid van Socrates op het hart drukte: Bekommer u niet om lichaam of rijkdom maar streef naar de best mogelijke toestand van de ziel.
ROBERT SEETHALER – EEN HEEL LEVEN (Uitgeverij De Bezige Bij, 2015) Sommige boeken zijn balsem voor de ziel. ‘Een heel leven’ is zo’n boek. Ik sta altijd weer versteld van de magische kracht van een literaire stijl om in dit geval letterlijk ‘een heel leven’ te scheppen op papier, en dus in de verbeelding. Als je de krap 160 pagina’s uitgelezen hebt dan heb je er een verre vriend uit het verleden bij, zo dicht nader je zijn zielenroerselen, die overigens in het geval van de geadopteerde boerenknecht Andreas Egger zeer simpel zijn en misschien daarom zo aangrijpend. Niets in dit boek stuit tegen de borst. In zijn vertelling van het hardvochtige leven in de Oostenrijkse bergen, waar de elektriciteit en de skilift zijn intrede doen, neemt Seethaler je op een natuurlijke, overtuigende manier mee en laat hij je zien dat ook de menselijke verhoudingen van teneur zijn veranderd.
MICHEL DE MONTAIGNE – IK BEN NOGAL KLEIN VAN STUK, essays over de ijdelheid (Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1997) We hebben de neiging te veronderstellen dat onder een fraai uiterlijk ook wel een mooi innerlijk zal schuilgaan. De Montaigne, de grote essayist uit de Renaissance, wist wel beter hoewel hij onmiddellijk erkent dat zijn geringe lengte hem ongeschikt maakte om een man van aanzien te kunnen zijn. Bij tijd en wijle leest deze onverbloemde individualist, wat zo rond 1580 uitzonderlijk was, als een man van deze tijd. De waarheid in zijn denken openbaren, daar gaat het dit zondagskind om. Onverbloemd somt hij zijn goede en minder goede eigenschappen op, en dat neemt de lezer voor hem in. ‘Behalve mijn slechte geheugen heb ik nog andere gebreken die mijn onwetendheid zeer bevorderen. Mijn geest is log en laks; zijn scherpte laat het bij de geringste nevel afweten, zodat ik nog nooit een raadsel, hoe eenvoudig ook, heb kunnen oplossen.’ Geen mooipraterij, geen moraal die hem in de weg zit. Deze zelfonderzoeker zegt zijn doel te hebben bereikt ‘als ik mij laat zien zoals ik ben’. Heerlijke literatuur waar je altijd weer van opknapt.
BENEDICT WELLS – HET EINDE VAN DE EENZAAMHEID (Uitgeverij Meulenhoff, 2017) Er zijn boeken waar je gerust een tijdje voor wil worden opgesloten om ze te lezen. Dit droomdebuut van een jonge Duitse schrijver, dat afgelopen jaar een absolute bestseller werd, is zo’n boek en het vergezelde me tijdens een lange vliegreis. Je weet het meteen als je een goed boek in handen hebt. Je gaat vertragingstactieken toepassen om het niet te snel uit te lezen. Dat is ook precies wat de schrijver tot in de puntjes beheerst: een trage, maar onverbiddelijke opbouw van de verhaallijn. Ik denk dat de kracht erin zit dat Wells’ personages getuigen van een diepe menselijkheid die hen uiteindelijk redt van een dodelijk cynisme. Misschien is dat wel het gevoel wat je aan dit boek overhoudt: dat verbondenheid en saamhorigheid de eenzaamheid kunnen opheffen. Vandaar de titel.