Als je een nieuwe relatie aangaat, is het veelzeggend wie de vrienden van je kakelverse lief zijn. In ons geval, al weer twintig jaar geleden, was ik verrast door de hoeveelheid buitenlandse vrienden van mijn aanstaande, waaronder twee markante Britten die hij had leren kennen tijdens zijn vele omzwervingen in Europa. Ook de twee Engelsen waren bereisd, en bovendien buitengaats neergestreken. Er woonde er een in Canada en de andere, over wie ik het hier wil hebben, was en is een Brit die al op zijn 15e uit Engeland was weggevaren als matroos op de grote vaart.
Ik haakte pas aan in het leven van Dave toen hij al hoog en droog gepensioneerd leefde op het platteland van Bretagne. Samen met zijn grote liefde Ann, een voormalige verpleegkundige, was hij daar neergestreken nadat zij eveneens aan haar welverdiende pensioen kon beginnen.
Anns droom was: een eigen huis met een moestuin en een polytunnel, zo’n kas met plastic overkoepeling waarin je ook in de herfst en winter kruiden en groenten kunt kweken. Het budget hield niet over. Het werd een bescheiden huisje in the ‘middle of f… nowhere’, zoals wij het gingen noemen na een paar bezoeken aan dit barre, lege binnenland van Bretagne.
Dave en Ann waren er de typische Britten te midden van onverschillige Bretonse buren en buren. We keken er niet van op als al bij het ontbijt van bacon and eggs de televisie werd aangeklikt op hun favoriete zenders BBC 1 en BBC 2 die dankzij een schotel op het dak onze vrienden dagelijks voorzagen van nieuws en divertissement. Ik denk dat ik niets te veel zeg als ik Dave en Ann bestempel als Britten pur sang. Hoewel omringd door Franse kippenboeren, XXL supermarkten met uitstekende wijn en vis, teerden Dave en Ann op hun herinneringen aan ‘pudding’ en ‘kippers’ en was het iedere dag weer spannend of er een kaart of brief zou arriveren van een van hun (klein)kinderen, allen woonachtig in Engeland.
De levensverhalen van onze vrienden zijn ons welbekend. We zijn er mee bedolven. Vanaf het moment dat we aan de ontbijttafel zaten, werden we vergast op hun herinneringen aan niet noodzakelijk betere tijden, en hun bevindingen in de omgang met de Fransen. Het ging over hun grofstoffelijkheid en de grenzeloze bureaucratie. Het ging over het maar uitblijven van contact met kinderen en kleinkinderen. En het ging over beider jeugd, over het opgroeien in een Engeland dat op de borst roffelde over de vele overwinningen die behaald waren, over de historische beslissende rol die het eiland had gespeeld in de wereldgeschiedenis.
Er deugde maar weinig aan Frankrijk, met uitzondering van de uitstekende artsen die Dave vrijwel zeker voor de poorten van het hiernamaals hebben weten weg te slepen. Dat lukte een tiental jaar later helaas niet met Ann, die haar longen jarenlang depressief had volgezogen met tabaksrook, moe geworden van het tuinieren, uitkijkend op de scheuren in haar plastic kas waar het onkruid inmiddels de overhand had gekregen. Hoe eenzaam het stel moet zijn geweest, werd pijnlijk duidelijk bij het crematorium, niet ver van hun eigen dorp. Aan de baar van Ann stonden welgeteld drie mensen: wij en weduwnaar Dave.
Na lang aarzelen besloot Dave, toch een wereldburger na al die expat-jaren, terug te keren naar de moederschoot, naar Devon. Ook al omdat hij vreesde dat in het geval van een Brexit zijn buitenlandse ziektekosten niet meer zouden worden vergoed. Vlak voor hij verhuisde, nodigde hij ons uit vakantie te komen vieren in Cornwall. Veel van onze gesprekken aldaar betroffen de EU, die vermaledijde ‘ieeee joeeee’.
We zagen de persoonlijke Brexit van John voor onze ogen plaatsgrijpen, met nog maar een paar weken te gaan naar het referendum van 23 juni 2016. Het leek wel of zijn hersens waren gemarineerd in een anti-EU saus, in de aanloop naar die roemruchte volksraadpleging. Wij waren sceptisch. Want, was het wel zo dat werkelijk alles zou goed komen als het Verenigd Koninkrijk de EU zou verlaten? Een vertrek werd door de brexiteers gepresenteerd als een panacee voor alle Britse kwalen. Engeland zou welvarender, gezonder en gelukkiger worden als men voor vertrek uit de EU zou stemmen. En laten we eerlijk zijn: wie wil dat nou niet?
Joris Luyendijk motiveerde vorige week in Vrij Nederland zijn vertrek na zes jaar VK. Ik moest meteen aan onze vriend, onze eigen Mister Brexit denken, en hoe hij een ontegenzeggelijke representant is van een land dat zich volgens Luyendijk nog immer, in alle arrogantie, in alle ‘splendid isolation’, het belangrijkste land ter wereld acht, met een grootse geschiedenis op het conto! Het had uit de mond van Dave kunnen komen: een beschaafder, (milieu)vriendelijker en ontwikkelder land dan het VK ‘is hard to find’.
Hoe nu verder?
Met de Brexit keert het VK Europa de rug toe, en wil het de banden aanhalen met de 52 landen van de Commonwealth of Nations, de Gemenebest van Naties die voornamelijk bestaat uit voormalige koloniën en protectoraten van het VK.
Kritische analisten zien daar weinig soelaas in. Een site als theconversation.com (University of Aberdeen) beweert stellig dat de Commonwealth geenszins een alternatief voor de EU kan zijn, en staaft dat met cijfers. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is er sprake van een gestage daling van import en export uit de landen van de Commonwealth: van 19% naar 10%; en valt er juist een stijging van handel met de EU-landen waar te nemen: van 25% van zowel import als export in 1972 naar 53% import en 44% export in 2014.
Ook de geluiden uit de Commonwealth geven een indicatie dat het VK de handel met de EU beter niet bemoeilijkt met het herinvoeren van post-Brexit handelsbarrières. Premier Modi van India zei al eerder dat Engeland voor hem de poort naar de EU is, ook al omdat de EU handelsakkoorden heeft met 18 landen uit de Commonwealth. Nieuw-Zeeland liet al weten de handel met de ‘grotere’ EU te prefereren boven het VK. En last but not least: in de statuten van de Commonwealth staat nergens beschreven dat de Commonwealth een handelsentiteit is. Juist de souvereiniteit van haar leden vormt de kern van de Commonwealth. Navrant is in elk geval dat het eens zo machtige British Empire, dat destijds zo schaamteloos haar koloniën en protectoraten leegroofde, anno 2017 schoorvoetend aanbelt om – ook een grootmacht als India – te vragen of men alsjeblieft handel wil drijven met de voormalige imperialistische kolonisator. Je zou bijna medelijden krijgen wanneer premier Theresa May dan nul op het rekest krijgt.
Niet dat onze vriend Dave oren heeft naar deze gedachtegang. Hij heeft zich namelijk, net als de meeste Britten, allang verzoend met het idee van de torenhoge voordelen van de Brexit, nu er geen weg meer terug is. Niet dat wij hem al te veel negatieve gevolgen toewensen. Want naast duurdere importproducten in de supermarkt, zal het vertrek van buitenlandse dienstverlenende krachten zoals verpleegkundigen en dokters een zware wissel trekken op de NHS. Met Dave’s kwakkelende gezondheid wordt dat nog een uitdaging.
Zoals het voor de Britten de komende jaren überhaupt een uitdaging wordt stil te staan bij de betekenis van hun eiland in de huidige wereld nu zij zich moedwillig isoleren van hun buren. Dat deze ‘isolation’ wel eens heel wat minder ‘splendid’ zal zijn dan zij zich hebben laten voorspiegelen in de Brexit-campagne voorafgaand aan het referendum van vorig jaar, staat als een Big Ben boven het water in de Thames. Ik onderschrijf dan ook de conclusie van Joris Luyendijk dat wie zich zo heeft laten bedonderen hoog nodig toe is een periode van reflectie. Engeland staat voor de onontkoombare taak zich opnieuw uit te vinden. Met de woorden van Luyendijk: het VK is toe aan een periode van gedegen ‘nation building’.