Uitgelicht

Luisteren naar Bob Dylan

Luisteren naar ‘Rough and Rowdy Ways’ (meer in het bijzonder ‘My Own Version Of You’)

Augustus 2020 op Curaçao. Niet een voor de hand liggende maand want heet, bovendien saai tijdens de Corona-lockdown, veel uitgaansgelegenheden zijn gesloten. Ik werk die vier weken zes dagen per week op de redactie van het Antilliaans Dagblad als vakantiekracht en zie dat als een mooie gelegenheid mijn banden met het eiland waar ik zes jaar woonde in de jaren negentig, aan te halen. Logeren doe ik in een appartement in Brievengat. Bepaald geen toeristische omgeving. De nabije Gosieweg is een van de drukste verbindingswegen naar de Schottegatweg, de rondweg die naar Willemstad leidt. Verkeersgebrom mengt zich met een kakofonie aan stemmen, flarden muziek waaien mijn tuin binnen. 

Ik zou de karaoke in de tuin van de buren niet hebben willen missen, noch mijn gezelschap van de meeste avonden: een uit de kluiten gewassen Cubaanse kikker die me aanvankelijk vanuit de regenpijp alleen maar aanstaart tot de avond dat hij er gezellig bij komt zitten op het muurtje van mijn terras, de voorpootjes gemakshalve onder het buikje gevouwen. De kikker en ik keken naar de maan die iedere nacht wat aandikt, luisterend naar de drumband-jongens die een paar straten verderop opzwepend ritmisch op hun trommels slaan.

De avond valt vroeg in de tropen. Na gedane arbeid breng ik mijn tijd door met boeken, podcasts en muziek. Rough and Rowdy Ways, het 39ste studioalbum van Bob Dylan is dan net verschenen. Ik heb tijd om te luisteren en besef aanvankelijk nog niet hoe belangrijk dit album voor me zal worden. Ik tracteer mezelf op een nieuwe koptelefoon die ik vind bij Boolchand’s in Punda, een van die winkels die ik me nog levendig kan herinneren uit de jaren negentig, toen het stadsdeel aan de Sint Annabaai nog bruiste van de gezelligheid en de gezichten van de winkeliers minder zorgelijk stonden. 

Nee, ik ben niet geboren als Dylan-fan, als Bobcat, ben pas in 1997 aangehaakt, toen het magistrale Time Out of Mind verscheen. Mijn lief, wél een Bobcat van het eerste uur, liet me luisteren, en ik beken dat ik niet meteen om was. Het inslingeren duurde wel een paar jaar en ik  weet niet meer precies wanneer de omslag kwam. Ik weet wel dat ik me afvroeg wat maakte dat de inmiddels 81-jarige zo intrigeerde, bijna een ‘vriend’ voor het leven was geworden. Ik moest luisteren, mezelf meegeven, zelfs weggeven aan de muziek. Meedrijven met de woorden. Want wat buiten kijf stond: Bob Dylan is een dichter die zijn ziel ondersteboven keert, hij is een chroniqueur van de moderne tijd, een man die vrouwen adoreert én wantrouwt, ze niet begrijpt, ze de maat neemt met zijn mantra: ’You know exactly what I mean’.

Ik beperk me tot het album Rough and Rowdy Ways, en snoer dat verder in tot het magistrale ‘My Own Version of You’, het lied dat ik avond aan avond beluisterde in die maanbeschenen tuin aan de andere kant van de oceaan, het lied dat ik onlangs hoorde in AFAS Live, gezeten op rij 30, stoel 39, waar ik me omringd wist door opvallend veel jonge mensen. Waar ik bij eerdere concerten zo dicht mogelijk bij het podium stond – op mijn bergschoenen om nog enigszins over de grijze hoofden heen te kunnen kijken – zaten we nu braaf op stoeltjes, onze mobieltjes geseald in de jaszak. En gaandeweg zeiden we tegen elkaar: het voelt intiem, ook al zat Bob – zonder hoed! – verscholen achter zijn piano. Zonder pauze reeg de band de nummers aan elkaar. En toen ‘mijn’ lied kwam landde ik weer op Planeet Bob, een oord tussen hemel en aarde waar rivieren van woorden en geluid stromen, waar je muzikale taallandschappen aantreft die ogenschijnlijk niks en toch alles betekenen; woordtonen die ondergrondse lagen blootleggen, frequenties die resoneren met oude kennis, met een taal die alleen Bob Dylan zingzegt. 

In ‘My Own Version Of You’ bezingt Dylan zijn sterfelijkheid, zijn laatste levensfase en hoe hij daaraan zou willen ontsnappen door zichzelf te herscheppen: ‘I want Bring someone to life, turn back the years, Do it with laughter, and do it with tears’, ‘I’ll be saved by the creature that I create’. En het zou geen liedtekst zijn van de grootste poplegende ‘alive’ als er geen verwijzingen naar de oudheid, naar zijn christelijk-joodse roots en naar de popgeschiedenis in zouden zitten. En misschien gaat het wel allemaal om die ene vraag die Shakespeare al stelde: ‘Can you tell me what it means, to be or not to be?’ 

Nu ik toch aan het interpreteren ben – want wie ben ik en hoe zou ik moeten weten wat de teksten van Bob Dylan betekenen; alles wat ik kan is proberen de beelden die zijn muziek oproept, te verwoorden – vermoed ik dat het lied gaat over wat het betekent een ‘onsterfelijke geest’ te zijn. ‘It creeps in your body the day you were born, One strike of lightning is all that I need’. En ik vermoed dat hij zich vooral afvraagt waarom het hem maar niet lukt die gecreëerde versie van zichzelf tot leven te brengen. Laten we eerlijk zijn: hij is immers geen God. 

Maar toch: hij komt in de buurt, misschien kun je als mens niet veel dichter bij de Olympus komen. Hij wordt vereerd, door de schare fans die hem adoreert en hem tot zijn laatste snik zal blijven volgen op zijn Never Ending Tour

Wat ik me vooral herinner van die tropische avonden in die maanbeschenen tuin is het duet dat ik aanging met Dylan, bestaand uit mijn antwoord op zijn vraag ‘Can you help me walk that moonlight mile?’. Yes I Can, antwoordde ik voor die ene keer dat ik overmoedig was en meende iets te begrijpen van het kunstzinnige, filosofische en vooral muzikale universum waarin Bob Dylan zich ophoudt. Want laten we eerlijk zijn, van de ander, hoe beroemd en groots ook, begrijpen we in de regel maar weinig. 

Uitgelicht

Nu heeft plezier de wereld opgeslokt (vrij naar Ilja Leonard Pfeijffer)

Wat eens was: wereldberoemd brood. De kaas en de olijfolie waren eveneens gerenommeerd. Nu gaat de verfijnde olie uit Corfu voor een appel en een ei naar Italië, waarna het gebotteld en met een stevig prijskaartje terugkeert. Geloven we dat? Natuurlijk geloven we dat. Niets is onmogelijk. 

Wat hij nog weet. In de vlakte bij Kavos wuifde het graan, een zee van goudgele veren die hij zich nog goed kan herinneren. Zijn grootouders werkten op het land. Hij zag ze met de ploeg in de hand, hij zag ze de graankorrels malen en hij mocht met zijn kleine handjes mee helpen kneden aan die grote kleverige massa in de kuip. Hij plukte er propjes uit die in de oven opzwollen tot knapperige broodjes. Hij doet voor hoe hij zijn tanden in de korst zette, moet daar even zijn mondkapje voor laten zakken.

Het is nog vroeg als Nikos de taxichauffeur ons naar het vliegveld rijdt. Sommige mensen hebben aan een belangstellende vraag genoeg om een heel leven bloot te geven. In pakweg vijftien minuten glijdt het zijne voorbij als een monoloog gewijd aan de moderne geschiedenis van zijn eiland. Wij luisteren eerbiedig naar zijn solotheater. Zijn armen zwaaien met gebalde vuist. 

Er overvalt mij een schaamte die naar een biechtvader wil. Wij die hier het gewillige geld naartoe brachten in onze ijzeren vogels. Onnozele twintigers waren we. Ons land gezwollen van studiebeurzen en aanvullende uitkeringen. Onze girokaarten maakten drie decennia later plaats voor ATM’s. Ons dorpje telt inmiddels twee van die apparaten. Een grove schatting: wat wij hier uitstrooiden over kamers, restaurants en onze favoriete bar had ons in een andere versie van ons leven een klein dorpshuisje opgeleverd.

Wat wij hadden en waar wij ons nog steeds in wanen – dat simpele, o zo authentieke Griekse leven waar we ons op dat goddelijke eiland in de middellandse zee aan laven – is weggevaagd in decennia van alles kan en alles mag; het is een dwaling geworden van het geloof in die ene globale goede wereld.

Wij, studenten nog, voor even natuurmensen in onze blote billen op het mediterrane strand; filosoferend en dansend met kunstenaars uit Londen en Berlijn. Later was er een huwelijksreis, en nog weer later de kinderen die niet wilden geloven dat we naakt ronddarden. 

Nu zijn we half-Grieks en praten en drinken met kunstenaars uit Londen en Berlijn, half onze leeftijd. Athene is hun nieuwe place to be. En, o ja, volgende week naar dat festival in Albanië. 

We kunnen huilen als wolven over het verlies van maagdelijke eilandelijkheid – we blijven evenwel die makke schapen die voor bodemprijzen vliegen naar dat eiland dat uit plastic flessen drinkt, omdat het grondwater is vervuild onder die bergen toeristenafval waaronder eens alles zal bezwijken. 

Uitgelicht

De kop van Poetin moet eraan geloven (en over mijn kleine daad van verzet)

Irina uit Sint Petersburg deelt met mij een onvoorwaardelijke liefde voor dans en ballet, meer specifiek voor de wereldberoemde balletdanser Sergei Polunin. Met haar bericht van het filmpje van zijn weergaloze dans in die lege kerk – op de song ‘Take me to church’- begon onze digitale vriendschap. Ze deelde de afgelopen jaren regelmatig berichten op Facebook van deze hedendaagse – rebelse – reïncarnatie van Rudolf Nureyev, die ik keer op keer gretig van een hartje voorzag.  

En ze plaatste – uiteraard gefilterde – foto’s van zichzelf: een smetteloze, knappe blondine op leeftijd, met immer bloedrood gestifte lippen. Dan was ze weer eens in een van de schitterende musea in haar stad; dan weer in een Russisch-Orthodoxe kerk, want dat ze innig religieus is, daarover bestaat geen twijfel. Onwillekeurig dacht ik: misschien dat ik haar ooit nog eens ontmoet, deze Irina met haar indrukwekkende collectie berinnen-bontmutsen. 

Natuurlijk kon ik een glimlach niet onderdrukken toen ‘onze’ Sergei een paar jaar geleden opeens de kop van Poetin nogal pontificaal op zijn borst had laten tatoeëren. Voor een Oekraïner van geboorte toch een opmerkelijke daad, dacht ik nog. Nu maakte hij er toch al een gewoonte van om zijn lijf als een schildersdoek te beïnkten. Tot aan zijn knokkels toe, waar hij DLCH had laten ingraveren, een afkorting van de naam van de kunstenaar David LaChapelle die Polunin destijds als een blauwe Jezus met bloemenkrans om het hoofd fotografeerde.

Sinds de oorlog uitbrak, houdt Sergei zich koest. Er verschijnen geen controversiële teksten meer van hem op Instagram waar hij nog wel eens op hol kon slaan met homofobische teksten of blijken van fatshaming en nogal buitenmaats adoreren, zoals dat met Poetin gebeurde. Vandaar die tatoeage toen. 

Maar, de verdwaalde zoon zwoor zijn buitensporigheden – waaronder drugsgebruik – af, en trouwde een danseres. Inmiddels heeft hij een zoontje, is zijn vrouw weer zwanger en zit hij in een de-inktificatie-traject. Ook de kop van Poetin moet eraan geloven.

Mijn Facebook-vriendin daarentegen lijkt Poetin als object van adoratie sinds 24 februari in volle hevigheid te hebben ontdekt. De Russische dictator en zijn ‘invasie in het gevallen land Oekraïne’ worden de hemel ingeprezen. Opeens geen leuke kiekjes meer van de bloemenmarkt, of van een stemmig religieus feest, maar rare verdraaide foto’s en filmpjes met wel zeer merkwaardige, naar mijn mening abjecte teksten. Ik schrok er niet alleen van, ik werd er uitermate verdrietig van. Hoe kan een intelligent, invoelend persoon, die toch ook gewoon graag vakantie viert in een leuke mediterrane badplaats, opeens uitsluitend propaganda-plaatjes posten met ronduit grimmige teksten? 

De laatste post ging over president Zelensky op bezoek in Bucha, zoals de Russen het stadje noemen waar gewone burgers op een gruwelijke wijze om het leven kwamen. Ik zag een Jantje-lacht, en een Jantje-huilt-foto van Zelensky. De tekst luidde dat hij zogenaamd verdrietig was, maar dat hij onbespied in lachen uitbarstte, want alles was toch in scene gezet door de NAVO. Nog afgezien van het feit dat de president een heel ander tenue droeg op de tweede foto, besloot ik tot mijn kleine daad van verzet, en rapporteerde het bericht als ‘onjuiste informatie’ daarmee mezelf diskwalificerend als FB-vriend van Irina. Ik kon trouwens ook kiezen uit ‘haatdragend taalgebruik’ of ‘terrorisme’. Die laatste kwalificatie hou ik nog even achter de hand, in de hoop dat Irina tijdig tot inkeer komt. 

Uitgelicht

Rebelse Russische Moeders en Dochters

 In de documentaire De dochter van Stalin, te zien op Netflix, verandert het favoriete kind van de dictator, de latere schrijfster Svetlana Alliloejeva, gaandeweg van een vrolijk, onschuldig meisje in een intens gefrustreerde vrouw naarmate ze meer te weten komt over de wandaden van haar vader. Uiteindelijk vlucht ze naar het ‘land van de vrijheid’, de Verenigde Staten, waar ze, op 85-jarige leeftijd, ontgoocheld en nog steeds woedend op haar vader, overlijdt in een armenhuis. 

De eerste diepe scheur in de relatie van Stalin en zijn dochter ontstond toen hij Svetlana verbood met haar joodse vriend te trouwen. En toen ze ontdekte dat Stalin haar moeder, die onvermoeibaar de gruweldaden van haar echtgenoot aan de orde stelde, tot zelfmoord had gedreven – mogelijk zelfs eigenhandig had vermoord – zonk de Russische grond onder haar voeten weg en vertrok ze. Het zou nooit meer goed komen. 

Onwillekeurig moest ik denken aan de kinderen van Wladimir Poetin, met name zijn dochters. Een van die meisjes, een buitenechtelijk kind naar verluidt, woont in Londen en had tot voor kort een Instagram-account waar ze ongehinderd door schaamte haar besmette rijkdom en nieuwe bikini’s aan de wereld toonde. Sinds het uitbreken van de oorlog houden de familieleden van de president zich – wijselijk – koest. Ook al omdat hun bezittingen worden beklad met anti-oorlogsleuzen.

Poetins uitgebreide familie woont verspreid over Europa – Londen, Zwitserland, Zuid-Frankrijk – en Rusland. Zwangere minnaressen waren – en zijn – verzekerd van riante onderkomens en inkomens. Zijn exen liet hij financieel niet in de steek. En mocht de bom vallen dan kan de familie Poetin terecht in het Altai gebergte in Siberië waar de Russische president volgens politiek wetenschapper Valery Solovey een ondergronds dorp heeft laten bouwen waar men in luxe kan schuilen als de kernoorlog uitbreekt. 

Het lijkt nog niet zo ver dat Poetin zijn eigen kinderen en vrouwen niet meer vertrouwt, hoewel je dat natuurlijk nooit echt te weten komt. Wat ik me verder afvraag is wanneer en hoe de paleisrevolutie zal uitbreken. Is een staatsgreep denkbaar? Poetins egotisme vertoont kannibalistische trekken. Naar verluidt is een aantal vertrouwelingen van de president – hoge militairen – inmiddels op non-actief gesteld. Een monomane dictator wordt niet graag tegengesproken, en krijgt bovendien te horen wat hij wil horen. Zo zal de president uiteindelijk het zicht op de werkelijkheid uit het oog zijn verloren. Ook al omdat hij zich verre houdt van het internet, dat toch alleen maar fake news produceert en ervoor zorgt dat zijn burgers maar op verkeerde ideeën worden gebracht; ook al omdat hij zich sinds de pandemie heeft verschanst in zijn ivoren toren.

OLIGARCHENDOCHTERS

Toch zal hem zeker ter ore komen – ik stel me zo voor dat hij vanuit de KGB voortdurend op de hoogte wordt gebracht van dissidente geluiden – dat diverse dochters van oligarchen de oorlog in Oekraïne veroordelen. Ook zal hem worden verteld dat de Comité’s van Soldatenmoeders op zoek gaan naar hun verloren zonen. Via een kanaal op Telegram kan de website ‘vind de jouwe’ informatie geven over de zonen waar niets meer van is vernomen. (Uiteraard zijn de mobieltjes van soldaten aan het front geblokkeerd en is alle info over gesneuvelden staatsgeheim.) 

Voor de moeders van gesneuvelde en krijgsgevangen Russische soldaten moet Poetin oppassen. Dat weet hij. Daarom zijn de Comité’s van Soldatenmoeders vanwege hun ngo-status bestempeld tot ‘buitenlands agent’, wat zoveel betekent als dat de activiteiten van de moeders illegaal zijn verklaard. De pressiegroep van moeders heeft een lange geschiedenis. Geïnspireerd door de Dwaze Moeders van Argentinië gingen vrouwen in 1989 op zoek naar hun zonen die in de oorlog met Afghanistan krijgsgevangen waren genomen. Tijdens de eerste Tjetsjeense oorlog (1994-1996) organiseerde de Unie ‘De medelijdende mars van de moeders’ van Moskou naar Grozny. Deze mars werd wereldnieuws en heeft bijgedragen aan het eind van deze invasie.

The Guardian schat dat inmiddels meer dan 9.000 moeders van dienstplichtige soldaten op zoek zijn naar ‘de hunne’. (Volgens de Russische autoriteiten zijn – slechts – 1.351 soldaten gesneuveld.) Oekraïne heeft de moeders aangeboden hun krijgsgevangen zonen op te komen halen in Kiev. Saillant detail: veel van de gedode soldaten zijn volgens The Guardian afkomstig uit arme gebieden waar ethnische minderheden wonen. Zoals de afgelegen Buriatia-regio waar boeddhisten wonen, en regio’s als Kalmykia en Dagestan, waar vandaan weinig weerstand wordt verwacht, ook al omdat de verdiensten van de soldaten vaak de enige bron van inkomsten zijn voor een gezin. 

Vanuit feministische hoek wordt de druk op het regime van Poetin eveneens opgevoerd. De Feminist Anti-War Resistance, actief op Telegram, heeft inmiddels 26.000 volgers. De FAR verklaart zich tegen elke vorm van agressie en militaire bezetting en vertaalde haar manifest in meer dan dertig talen. Volgers krijgen tips om veilig het internet en de straat op te gaan. Een van de ludieke acties van FAR is het beschrijven van muntgeld met anti-oorlogsleuzen.

Uitgelicht

Dagen van Alkyoni op Corfu

In de winter naar Griekenland? Het ligt misschien niet voor de hand, maar voor Hennie Harinck pakte het uitermate gunstig uit. Op Corfu ervoer zij de begenadigde effecten van de Alkionides Meres, winterse dagen in januari waarop het kwik zomaar naar 24 graden Celsius kan stijgen en de terrassen volstromen met Grieken die naar wat zonnestralen snakken. Geen nieuw fenomeen overigens, want Sophocles schreef er al over. 

Op het San Rocco-plein in Corfu-stad knippert een reclamebord boven de etalage van de apotheek. Opeenvolgend verschijnen de openingstijden, de datum en de temperatuur in gifgroen en feloranje knipperlicht. Het is eind januari en even geloven we onze ogen niet. Las jij dat ook: 24 graden Celsius? Even later is het puffen achter het zonbeschenen glas van de bus naar Pelekas, een dorpje aan de westkust van Corfu waar we op een terras in de zon koffie drinken met vrienden die in de zomer een restaurant aan zee runnen. Ze zien er ontspannen uit en nemen de tijd om de familieomstandigheden en het weer van de afgelopen tijd door te nemen. Het is al wat langer droog en warm. Ze hopen voor ons dat het weer nog even aanhoudt.

De winter doet hen goed. Even helemaal niets. Gewoon leven. Er wordt geklust aan huis en restaurant, en met mooi weer wordt er gewandeld in de stad, aan het strand of in de bergen. ‘We hebben het goed,’ zegt Spiros, met een verliefde blik naar zijn slapende baby in de wandelwagen. Natuurlijk is de zomertijd hem lief. In de maanden mei, juni, juli, augustus, september en oktober stroomt het eiland vol met toeristen uit Europa en Rusland. In deze periode wordt er non-stop gewerkt, en het geld verdiend voor het gehele jaar. Ook wij behoren tot die groep toeristen die in de lente, zomer of herfst genieten van de gastvrijheid van de Corfioten en hun zachtmoedige weergoden die ons de regen en mist in Nederland doen vergeten. 

Altijd al vroegen wij ons af hoe de winter zou zijn, als het eiland alleen van de bewoners zou zijn en de stad in alle rust zou baden in het winterlicht. Niets ten nadele van die heerlijk warme zomer, maar de wintertijd heeft zo haar eigen charmes was ons verzekerd. Het is voor het eerst dat we in januari naar het eiland met de eervolle bijnaam ‘Juweel van de Ionische zee’ vliegen. Dat gaat in de winter in twee etappes: Aegean vliegt op Athene en met een binnenlandse vlucht ga je vanaf de hoofdstad doodleuk weer terug naar Corfu, waar je op weg naar de Griekse hoofdstad al overheen vloog. Directe vluchten naar Corfu zijn vanaf eind april bij Transavia te boeken; EasyJet vliegt de maanden juni, juli en augustus rechtstreeks.

Die 24 graden was weliswaar een uitschieter maar in die tien dagen dat we er waren zagen we mensen in de zee zwemmen, in windvrije hoekjes zonnebaden en konden we toch zeker een keer of vijf buiten op een terras lunchen. Hadden we gewoon geluk, was hier sprake van de effecten van klimaatverandering of was er iets anders aan de hand? Barkeeper Richard, zoon van een Griekse vader en een Britse moeder, wist het antwoord. Heel normaal hoor die warme dagen in januari, zei hij. ‘We noemen het de Alkionides Meres, de dagen van Alkionides die verwijzen naar de mythe van Alkyoni, dochter van Aeolus, de god van de winden.’ 

Deze Alkyoni was de toegewijde echtgenote van Ceyx, koning van Trachis. De twee waren gelukkig getrouwd en noemden elkaar wel gekscherend ‘Zeus’ en ‘Hera’, een hovaardigheid die de oppergod niet op prijs stelde. Terwijl Ceyx op zee was, liet Zeus een fatale bliksemstraal op zijn schip neerdalen. Ceyx verdronk; zijn gemalin was ontroostbaar en ze wierp zichzelf in zee. Zeus had medelijden met het verdronken echtpaar en liet ze voortbestaan als ijsvogels. Overigens: er bestaan verschillende versies van deze mythe. In de Metamorfosen van Ovidius ontbreekt de toorn van Zeus, is Ceyx vermist en bidt Alkyoni vurig voor de veilige terugkomst van haar echtgenoot die ze uiteindelijk aangespoeld aantreft, waarna ze ontgoocheld de zee inloopt. 

Halcyon is een geslacht van vogels uit de familie van de ijsvogels, de Alcedinidae. Deze vogels broeden in de winter bij de zee. Het vrouwtje legt haar eieren op een strand of in een spleet van een rots in een windvrije, relatief warme periode, in de mythe verklaard door de interventie van Aeolus, die zijn dochter zo behoedt voor het verlies van haar eieren. Kijken we naar het astrologische homoniem dan valt de ster Alkyoni op, en ja: deze meervoudige ster in het sterrenbeeld Stier, deel uitmakend van de Plejaden, is de meest heldere van de zeven sterren in het sterrenbeeld. De ster Alkyoni representeert de pure, wijze, echtelijke liefde die de zes zintuigen – de overige sterren in Stier – de baas is.  

Ten slotte de meteorologische verklaring, die teruggaat tot de vijfde eeuw voor Christus zoals Griekse wetenschappers vaststelden die zich erover verwonderden dat juist de midwinter in Athene bij uitstek geschikt leek om theaterstukken van Aeschylus, Sophocles en Euripides op te voeren. Uit studies van teksten en getuigenissen uit die tijd werd duidelijk dat de oude Grieken genoten van theater in de openlucht van 15 januari tot 15 februari, een periode die als gevolg van een aanhoudend hogedrukgebied de dagen van Alkyoni voorzag van milde, zonnige, heldere dagen waarin de wind was gaan liggen. Sophocles beschrijft deze periode in een van zijn tragedies als volgt: ‘Verre muziek klinkt, oprijzend uit de groene valleien. Het aanhoudende trillen van nachtegalen diep in hun hol van ineengestrengelde wijnranken, van klimop, donker als wijn, zwanger van bessen; de zon is gesluierd, en de wind doofstom, in de winter.’ 

In het hedendaagse Corfu zitten de Grieken in deze begenadigde midwinter van de dagen van Alkyoni nog immer graag buiten, genietend van elkaar, een zonnetje en muziek. En, minder prozaïsch: om te kunnen genieten van een sigaretje, want dat mag sinds afgelopen november niet langer binnen in de bars en restaurants. 

(Dit artikel van Hennie Harinck verscheen in het tijdschrift Lychnari, editie voorjaar 2020, nummer 1. Zie voor meer info: http://www.lychnari.nl of Facebookpagina ‘Lychnari, Verkenningen in het Griekenland van nu’. Wie een nieuw abonnement neemt krijgt dit voorjaarsnummer gratis.)

Uitgelicht

Pacifisme nog van deze tijd?

87A1A59D-A2C2-46C5-ADEA-B1998A1347B0

Een opmerkelijk nieuwsbericht met een hoog James Bond-gehalte is het zeker: Noorse vissers die een Russische spionagedolfijn waarnemen. Ach, die Russen toch, denk je onwillekeurig. Maar als je nog in dezelfde week kennisneemt van de waarschuwing van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst dat de militaire overmacht van de Russen alarmerende vormen aanneemt, dan krab je je toch achter de oren. 

Nu lees ik regelmatig over Russische troepen-opbouw aan de Oost-Europese grenzen, en is het ook al geen geheim meer dat de voormalige Sovjet-Unie over verplaatsbare kruisraketten, van het type SSC-8 met een bereik van 5.500 kilometer, beschikt. Evenmin moet het ons verbazen dat president Vladimir Poetin het gebruik van kernwapens niet schuwt ‘als de VS kernwapens in Europa plaatst’. Al met al onrustbarend als we de Russische leider voor de zekerheid maar eens au sérieux gaan nemen.  

Met de vredesdemonstratie van 21 november 1981 nog tamelijk vers in het geheugen, moet ik tot mijn grote schrik bekennen dat er anno 2019 maar bitter weinig over is van mijn jeugdig vooruitgangsoptimisme. We leefden destijds in de stellige overtuiging dat het niet meer zo lang zou duren vooraleer de wereld een plek zou zijn waar iedereen voldoende middelen van bestaan zou hebben en oorlogen definitief ten einde waren. 

Hoe naïef kun je zijn? Een retorische vraag die bij nadere beschouwing goed te verklaren is vanuit ons westers gedachtegoed dat nog immer is gestoeld op die twee ‘menslievende’ pijlers: het Christendom en de parlementaire democratie. Beide gaan uit van de maxime van een geweldloze, vredelievende mens die er zonder agressie en met een goed gesprek wel uitkomt. 

Die pacifistische, westerse mens kreeg de overhand na de Tweede Wereldoorlog, met het vredesdecennium van de jaren zestig als hoogtepunt van de wens tot volledige ontwapening. Ons is bovendien met de paplepel ingegoten de agressor de andere wang toe te keren; wij democraten leerden dat overleg en compromis de enige manier is om te voorkomen dat mensen met zeer uitlopende ideeën elkaar in de haren vliegen. 

Dat geweldloze maxime, zo warm omarmd door de senioren van nu, lijkt op z’n laatste benen te lopen. Word wakker in de echte wereld! hoor ik u denken. Het gemakshalve wegwuiven van de Russische dreiging, dat afdoen als provocaties van een machtsbeluste dictator, zal moeten plaatsmaken voor een, liefst Europese, aanpak, uitmondend in een actieplan hoe we onszelf kunnen behoeden voor daadwerkelijk militaire agressie vanuit het Oosten. 

Rusland zaagt onverminderd aan de poten van onze rechtstaat door al dan niet verholen beïnvloeding van onze media teneinde de parlementaire instituties te verzwakken. Haat en nijd sijpelen gestaag de kieren van het internet binnen, met destabilisatie van onze gemeenschapszin tot gevolg. Waar bij voorbeeld homohaat in Rusland eerder regel is dan uitzondering kijken we hier inmiddels ook niet meer op van potenrammers en openlijke uitingen van haat richting de andersgeaarde medemens.  

De centrale kwestie is hoe we onze democratie en tolerantie op termijn kunnen handhaven in die steeds killere, en mogelijk uit de hand lopende verstandhouding met de Russen? Behartenswaardig is ieder geval het dringend advies van oud NAVO-topman Jaap de Hoop Scheffer. Hij roept het het al een tijdje: Europa moet serieus in zijn defensie investeren. Niet in het minst omdat Poetin vrees ik precies weet waar hij ons kan treffen als het hem behaagt: in ons pacifistische hart.  

Corfu doet z’n stinkende best Covid-19 te verslaan

Ze zit in haar eentje in de auto met een mondkapje op. Als ze uitstapt is de pleister op haar bovenarm niet te missen. Net gevaccineerd, en dat wil ze weten, onze vriendin die zeker twee meter van ons vandaan blijft tijdens onze ontmoetingen. Op Corfu laat je duidelijk zien dat je je stinkende best doet om bescherm(en)d door te leven te gaan. Het eiland is erop gebrand de komende zomer weer volop toeristen te ontvangen. 

Niet iedereen lukt het afstand te bewaren. Bij een hartelijke begroeting na al die maanden afwezigheid worden handen uitgestoken en zakt het mondkapje al snel onder de kin. Maar al met al worden de regels keurig nageleefd. Regels die soms nogal curieus aandoen. Het is hier verplicht om buitenshuis altijd, maar dan ook altijd een mondkapje te dragen, maar wie maalt daarom als je net bevrijd bent van de verplichting om iedere keer wanneer je het huis verlaat een geprint vel met de reden van je uitje mee te nemen. En de boetes zijn niet mals: je bent driehonderd euro armer als je nalaat een mondkapje te dragen. Ik had overigens niet de indruk dat toeristen zo’n boete zouden krijgen. 

Vaccineren is hier wat minder aan allerlei stalorders van leeftijd, beroepen en aandoeningen gebonden dan in Nederland. Alle bewoners boven de 18 kunnen zich inmiddels aanmelden bij een van de grote drie centra voor een inenting waarbij ze kunnen kiezen uit Pfizer, Johnson & Johnson, en Moderna. Ook in Griekenland wordt aan Astra-Zeneca getwijfeld nadat een moeder in Kreta, een veertiger, bezweek aan de – overigens uiterst zeldzame – stolsel-bijwerking. Handen werden in ontzetting voor monden geslagen toen ik doodgemoedereerd meldde te zijn gevaccineerd met het vermaledijde Astra-Zeneca.

Inmiddels zijn 60.000 mensen tenminste één keer geprikt. Dat betekent dat de helft van de Corfioten inmiddels gevaccineerd is. Met de recente opening van een Mega Centrum voor Vaccinatie hoopt men nog voor de zomer iedereen te hebben ingeënt. Deze voortvarende aanpak van de corona-crisis heeft er toe geleid dat het Ionische eiland is doorgedrongen tot het lijstje European Best Destinations, een nominatie die je pas krijgt als je toeristen weer veilig kunt ontvangen. Aangezien de Griekse economie het voor twintig procent moet hebben van inkomsten uit toerisme, is er de eilanden veel aan gelegen om serieus werk te maken van de bestrijding en preventie van het Covid-19-virus.

De lockdown die vanaf 7 november 2020 van kracht was, werd niet alleen benut om het virus te bestrijden. Opvallend zijn de blauwe, nog ongeschonden naamborden die straten, dorpen en bushaltes markeren. En uiteraard kregen de gevels een frisse lik verf, en werden gaten in de straten gedicht. Dat laatste is nog voor verbetering vatbaar. Vooral op de afgelegen routes is het opletten geblazen met onderarmlengte-diepe gaten. 

De renovatie van het vliegveld, die een aanvang nam in 2017, is tijdens de lockdown zo goed als afgerond. Waar we normaal en masse opeengepakt probeerden onze weg te vinden, oogt de luchthaven inmiddels als een leeg glimmend decor voor een commercial. In onze afwezigheid heeft Ioannis Kapodistrias Airport een complete make-over ondergaan. Het project is uitgevoerd door Fraport AG Frankfurt Airport Services. Fraport nam de afgelopen jaren maar liefst veertien Griekse luchthavens onder handen. Met de enorme opknapbeurt van de veertien airports is 415 miljoen euro gemoeid. Aan de Griekse regering werd reeds 1,2 miljard euro betaald om de luchthavens te kunnen uitbaten. Het resultaat getuigt van Duitse grondigheid. Waar je eerst slingertje-slangetje-rijen aantrof die niet altijd even duidelijk ergens uitkwamen, zijn de  vervoersstromen nu vervangen door Noord-Europese rijen: recht en efficiënt. 

Alles goed en wel: té gelikt hoeft nu ook weer niet. We willen nog wel graag voelen dat we in een land zijn waar warmte en vriendschap het altijd weer winnen van gebrek aan geld en logica. Een eiland waar de ouden van dagen roken op de stille pleintjes, mannen met baarden die op de vraag hoever het nog lopen is naar je bestemming antwoorden: ‘ach, zo’n drie sigaretten ver, schat ik’. Rokende sigaretten welteverstaan. Je zou er weer voor gaan roken.

2010-2020: Autonomie maakt Curaçao aantrekkelijk voor roofkapitalisten

Tien jaar geleden werd Curaçao een autonoom land binnen het Koninkrijk. Wat de geschiedenis inging als 10-10-10 werd het startpunt voor het nieuwe Curaçao waar iedereen zo naar snakte. Schulden werden gesaneerd, evenals het bestuur dat tot die tijd over twee lagen was uitgesmeerd. Je had de eilandsregering met een gezaghebber, en je had de Antilliaanse regering met ministers en statenleden. Dat werd teruggebracht tot één landsregering met een premier en 21 statenleden. De staatkundige beleidsmakers wisten het zeker: een autonoom Curaçao, in navolging van Aruba dat al sinds 1986 de status aparte had, was de beste optie.

Het eiland begon met een schone lei aan een nieuwe toekomst. De euforie duurde echter niet lang. Een gewiekste politicus met Trump-achtige trekken komt aan de macht. De jonge Gerrit Schotte van de partij Movementu Futuro Kòrsou had de jongeren en de mensen in de achterstandswijken gepaaid met de gebruikelijke verkiezingsriedel: hij zou de corruptie van de – politieke – elite wel eens aanpakken, en hij pleitte voor een gekozen minister-president. Eenmaal op het pluche neemt hij zelf niet al te nauw met de regels en raakt in de clinch met de Veiligheidsdienst en de Centrale Bank. Schotte wil zijn getrouwen op strategische plekken benoemen, zonder ze te laten screenen. Nederland staat erbij en kijkt ernaar. Uiteindelijk moet Schotte de handdoek in de ring gooien. Op 2 augustus 2012 eindigt zijn premierschap, maar hij weigert Fort Amsterdam te verlaten. Het regent alarmsignalen bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties die zijn kant opwijzen. Uiteindelijk wordt bewezen geacht dat hij hoge geldbedragen heeft aangenomen van de Siciliaanse gokbaas Francesco Corallo in ruil voor vergaande invloed. Corallo had zelfs een stem bij de benoeming van ministers.

De onafhankelijkheidspartij van maatschappelijk werker en radioman Helmin Wiels, Pueblo Soberano, neemt het stokje over en vormt in oktober 2012 een regering zonder de partij van Schotte die de tweede grootste wordt. Wiels is niet alleen tegen Nederland, hij is ook tegen belastingontduiking en (gok)maffia. Hij dreigt de gokmaffia te ontmaskeren, de club waar Schotte het zo goed mee kon vinden, en moet dat op 5 mei 2013 met de dood – door een huurmoordenaar – bekopen. 

In 2017 valt de MAN-regering die sinds september 2016 aan de macht is. Een interim-kabinet onder leiding van Schotte’s partij MFK neemt zitting in Fòrti. Omdat Schotte wordt verdacht van ambtelijke omkoperij zet hij een pion in: de oud politieagent Gilmar ‘Pik’ Pisas. Deze Pisas wordt tijdelijk premier en probeert dit tijdelijke karakter om te zetten in een definitieve aanstelling door de voorgenomen verkiezingen te traineren. Ditmaal kan Nederland niet wegkijken. Per Koninklijk Besluit worden verkiezingen afgedwongen. De Telegraaf tekende de volgende – opruiende – uitspraak uit de mond van Pisas op toen hij doorkreeg dat hij de verkiezingen niet langer kon saboteren: ‘Laat ze maar een vuurpeloton sturen.’

Winnaar van de april-verkiezingen in datzelfde jaar is de partij PAR die we nog kennen van die integere oud-premier Pourier. De eveneens deugdzame Eugene Rhuggenaath wordt op 29 mei 2017 premier. Kennelijk heeft de kiezer zo langzamerhand genoeg van die MFK’ers die hun politieke positie louter beschouwen als een uiterst lucratief verdienmodel. Toch wordt de MFK nog de derde grootste partij. Schotte belandt uiteindelijk achter de tralies als hij een terugvordering van een miljoen euro aan onrechtmatig verkregen gelden niet bij elkaar geschraapt krijgt. Hij komt naar verwachting eind van dit jaar vrij.

Vriendje en (s)pion van de gevangen Schotte, Gilmar ‘Pik’ Pisas, neemt ongehinderd door schaamte het stokje van Schotte als partijleider over, nadat is gebleken dat hij in zijn korte periode als interim-premier – van 24 maart tot 29 mei 2017 – zijn uiterste best heeft gedaan tal van vriendjes te benoemen. Ook strooide hij kwistig met bonussen. Een deel van deze faveurs kon worden teruggedraaid. Machtsmisbruik is niet voor iedereen een scheldwoord op Curaçao.

Pisas is inmiddels sinds 2017 statenlid en maakt deel uit van de oppositie van het kabinet Rhuggenaath. De PAR-premier wordt als een vazal van Nederland beschouwd in kringen van MFK. Pisas’ theorie, aldus zijn Facebook-pagina, luidt in schaaktermen: Helmin Wiels is ‘geslagen’, Gerrit Schotte is ‘geblokkeerd’ en Eugene Rhuggenaath is een ‘verbonden pion’. Curaçao staat schaakmat.

Wat Curaçao in feite schaakmat heeft gezet is een virus. Voordat COVID-19 de zowat enige bron van inkomsten, het toerisme, lamlegde, was het ook al tamelijk droevig gesteld met de overheidsfinanciën en het niveau van de openbare voorzieningen. Rhuggenaath had zich gedwongen gezien belastingen voor burgers en ondernemingen te verhogen. De toch al geprangde winkeliers van voormalig winkelhart Punda sluiten een voor een de deuren. Dat proces was al voor corona ingezet. Een vertrekkende Indiaas-Curaçaose eigenaar van een souvenirwinkel spreekt over een ‘spookstad’ die aan het ontstaan is. 

Rhuggenaath erfde bovendien een weinig florissante financiële sector. De eens zo fiere Girobank, bank voor het volk, was van binnenuit leeggegeten door een directeur – Eric Garcia – die in mei 2019 wegens verduistering van 11 miljoen dollar voor vier jaar de bak inging. Dat kon mede gebeuren omdat interne controle-procedures aan de laars waren gelapt. Ook verzekeraar Ennia bleek een gemakkelijke prooi voor een financieel roofdier. Hushang Ansary, een Amerikaans-Iraanse roofkapitalist, voormalig CEO van Ennia, sluisde 570 miljoen euro weg bij de verzekeraar naar andere, verlieslijdende, projecten. 

Op vragen van kamerleden, in de loop 2016, aan toenmalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem of Nederland een rol kon spelen bij de toetsing van bestuurders van financiële ondernemingen werd klip en klaar duidelijk dat Nederland ‘geen rol’ heeft. Toezicht houden is de taak van de Centrale Banken van de eilanden, en verantwoordelijk voor de banken zijn de nu eenmaal autonome landsbesturen. Bovendien hebben zowel de autonome landen als de BES-eilanden eigen wetten waardoor ook wat dit betreft vanuit Nederland weinig mogelijk is. Kortom: Nederland staat met de handen op de rug knarsetandend toe te kijken hoe de overzeese gebiedsdelen worden uitgehold door gewiekste zakenlieden. En wees eerlijk: een paar kleine eilandjes, die toch nooit failliet kunnen gaan omdat het – verre – moederland toch wel weer bijspringt als het mis gaat, zijn uiteraard altijd wel in trek bij malafide ondernemers. 

Dat bijspringen vormde de afgelopen decennia altijd weer het sluitstuk van een periode van leegroof. Maar daar kwam verandering in door toenemende druk vanuit de Tweede Kamer. Met name de VVD en de SP – die elkaar op dit dossier vonden – foeteren al jarenlang over de stroom belastinggeld richting overzee. Ze vinden het niet langer te verkopen dat er in delen van het Koninkrijk geknoeid wordt met openbare middelen, niet adequaat belasting wordt geïnd en dat de Nederlandse belastingbetaler voor de tekorten opdraait.

Zoals gezegd: het coronavirus zette de verhoudingen op scherp. Curaçao kreeg al snel na de lockdown de bodem van de schatkist in zicht en vroeg Nederland om geld. En er kwam financiële steun maar niet nadat Curaçao kon aantonen dat het werk zou maken van een efficiëntere, weerbaarder overheid: de riante inkomens van ambtenaren en bestuurders moesten omlaag en er moest meer belasting worden geïnd. Kortom: de tijd van potverteren was voorbij.

Bovendien kwam Nederland met een plan voor de lange termijn om het land Curaçao ook qua onderwijs, zorg en ondernemingsklimaat weer op poten te krijgen. Een soort onafhankelijk investeringsorgaan, met een lelijk woord ‘hervormingsentiteit’, wordt, ingebed in een overkoepelende consensuswet, actief zodra men er politiek uit is. Want er wordt nog druk onderhandeld over de precieze vormgeving en duur. Zoals het er nu uitziet bestrijkt de hervormingsperiode de jaren 2020-2027 en kunnen toekomstige regeringen niet peuteren aan het herstelwerk, en de financiële middelen van dit orgaan.

Politici als Gilmas ‘Pik’ Pisas zitten daar uiteraard niet op te wachten. Hij erkent wel dat Curaçao zit te schreeuwen om geld maar hij wil geen ‘brevet van onvermogen’ en hij wil niet dat Nederland de komende jaren ‘de leiding’ overneemt, zich uiteraard beroepend op de autonome status. 

Maar ja, het is juist die eigen, autonome verantwoordelijkheid die het eiland in de problemen heeft gebracht. Zolang er namelijk onvoldoende sprake is van ‘good governance’, met andere woorden deugdelijk toezicht op de poppetjes, blijft de politiek vooral een route naar een lucratief verdienmodel en zal de financiële sector het doelwit blijven van roofkapitalisten als Ansary. 

Armoedecrisis Curaçao: Nederland dwingt goed bestuur af

Het net om de financiële autonomie sluit zich 

Amper negen weken na de lockdown van Curaçao is het weer helemaal terug: het beladen debat over de onderlinge verhoudingen tussen de vier landen in het Koninkrijk. Hefboom is uiteraard de coronacrisis die genadeloos de armoede op de eilanden blootlegde. Op Curaçao zijn duizenden mensen afhankelijk geworden van voedselhulp. Het eiland kent geen uitgebreid vangnet voor sociaal zwakkeren van overheidswege, maar gelukkig wel een warm klimaat van onder meer particuliere hulplijnen. Desalniettemin hoort het binnen het Koninkrijk niet zo te zijn, willen we met opgeheven hoofd kunnen blijven zeggen dat we in een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld wonen. 

Die structurele armoede kun je interpreteren als een gebrek aan solidariteit op Curaçao zelf. Staatssecretaris Raymond Knops zei hierover in de Tweede Kamer dat ‘de bevolking ook slachtoffer is geweest van de eigen regeringen’, refererend aan de periode Schotte. De bewindsman concludeert ook nog eens onomwonden dat de ‘eilanden kennelijk niet hun autonomie aankunnen’. 

Quincy Girigorie, tijdelijk even minister van Algemene Zaken, vindt evenwel dat de Curaçaose hulpvraag losstaat van de autonome status van het eiland, die kortweg inhoudt dat Curaçao binnen de waarborgen van het Koninkrijk (rechtsstaat, defensie, financiële backup) zijn eigen koers kan varen. Hij zei hierover:,,Ook de landen in Europa doen een beroep op het solidariteitsfonds.’’ Hij vindt dat de vraag om financiële hulp aan Nederland direct verband houdt met feit dat het toerisme, de grootste bron van inkomsten van het eiland, stilviel, en dat de financiële nood niets van doen heeft met de autonomie van het eiland. De controverse heeft volgens Girigorie te maken met de verslechterde relatie met Nederland. En het klinkt toch dreigend als hij erop laat volgen dat die relatie moet verbeteren ‘willen we samen blijven optrekken’. 

Referendum 

Dat de relaties binnen het Koninkrijk weer tot het nationale debat zijn doorgedrongen, blijkt ook uit de overweldigende aandacht in deze krant. Sla de kolommen van de laatste weken er maar op na: deskundigen en betrokken lezers schrijven door de crisis gedreven opiniestukken waarin zij van hun liefde voor de CAS-eilanden getuigen en pleiten voor coulance van de zijde van Nederland, in de vorm van ruimhartige financiële steun zonder voorwaarden, om en passant toch ook hun ideeën over een passender staatkundige structuur te bepleiten. De geopperde voorstellen variëren van het uitschrijven van een staatkundig referendum, een oprechter naleven van de waarborgen binnen de verhoudingen, tot een – voorheen als radicaal beschouwd – idee om de drie landen volledig binnen het Nederlands staatsbestel te trekken. We zouden dan een dertiende, overzeese provincie aan Nederland kunnen toevoegen, luidt de suggestie. 

Het ziet er al met al niet naar uit dat de staatkundige herindeling van 10-10-10 de laatste is geweest. Er lijkt ons als inwoners van het Koninkrijk wat dat betreft weinig rust vergund. Nu we goed en wel op stoom waren om de BES-eilanden te versterken en de autonome status van de drie eilanden Curaçao, Aruba en Sint Maarten werkbaar te maken, diende zich het coronavirus aan en raakten in een mum van tijd de economieën van de CAS-eilanden – nog verder – in het slop. De gevolgen zijn bekend: Nederland honoreert de verzoeken om financiële bijstand enkel en alleen als de regeringen nu eindelijk eens serieus de bijl zetten in de ambtenarensalarissen, efficiënter belasting gaan innen en werk maken van alternatieve bronnen van inkomsten. Het Economisch Bureau Amsterdam (EBA) spreekt in haar rapport ‘Kleine eilanden grote uitdagingen’ voor wat betreft Curaçao van een ‘onbenut economisch potentieel’ en adviseert innovaties van regelgeving, arbeidsmarkt, energievoorziening en ondernemersklimaat. Evidente en noodzakelijke veranderingen waaraan voortvarend gewerkt moet worden.

Als we het hebben over de economie dan raken we meteen aan dat wat de gemoederen al sinds het Statuut-jaar 1954 bezighoudt: Ki sorto di Reino? Wat voor soort Koninkrijk willen we eigenlijk? Een gelijknamige onderzoek uit 1998 inventariseert hoe de bevolking vanaf 1944 denkt over deelname aan het Koninkrijk. Wat opvalt is dat de verwachtingen in de loop van de decennia niet erg zijn veranderd. De Curaçaose bevolking wil in ruime meerderheid bij het Koninkrijk blijven, wil financiële steun als dat nodig is en wil dat het financieel beleid van hun politici – waar zij niet heel erg op lijken te vertrouwen – door Nederland wordt gecontroleerd. En dat is precies wat er gebeurt, ook nu nog, anno 2020, de autonome status van Curaçao ten spijt. En het was maar een klein zinnetje van staatssecretaris Raymond Knops, in de discussie of Nederland de tweede tranche van financiële hulp al dan niet conditioneel moest verstrekken, maar het was veelzeggend: voldoet de bestaande verdeling van verantwoordelijkheden binnen het Koninkrijk nog? 

Katalysator

De coronacrisis heeft de financiële en bestuurlijke zwakte van de eilanden blootgelegd en is daarmee een katalysator geworden in de kwestie of die status nog wel realistisch is, en hoe dat dan in een nieuwe, aangepaste staatkundige mal te passen is. Het net om de – financiële – autonomie van Curaçao sluit zich. De tijd van de zachte heelmeesters ligt achter ons, als we de uitspraken van Knops mogen geloven. Überhaupt was het voor de coronacrisis uitbrak al de vraag of daar nog sprake van was met het instorten van een deel van het bankwezen en het boekhoudkundige toezicht van het College financieel toezicht te Willemstad. Ervan uitgaand dat de 160.000 koppige bevolking niet dramatisch van gedachten is veranderd – een grootschalige enquête zou dat moeten uitwijzen – verandert er voorlopig niets aan de staatkundige structuur. En laten we wel wezen, als puntje bij paaltje komt dan schort het niet zozeer aan de vorm van de samenwerking, maar eerder aan de inhoudelijke invulling ervan. 

Wat dat betreft raakte Theo Korthals Altes in zijn boek Koninkrijk aan zee (1998) aan een kern, namelijk dat de verhoudingen in het Koninkrijk voor alles ‘dynamisch’ zijn en dat het Statuut voor zowel de eilanden als Nederland eerder een ‘kans’ is dan een recht. ,,In een vrije wereld van toegenomen verkeer en vooral toegenomen snelheid en economische veranderlijkheid is er echter alle reden om opnieuw vast te stellen hoe die toevallige verbondenheid ook in de toekomst als gemeenschappelijke optie kan worden benut, en hoe dit kan geschieden met uitdrukkelijk voordeel van alle partners. Een als dit betekent dat verantwoordelijkheden opnieuw moeten worden verdeeld, is een vrije discussie daarover zinvoller dan wanneer enkel wordt stilgestaan bij de aantasting die dat teweeg zou brengen.’’ 

Het lijkt een onontkoombare conclusie dat de tijden van uitstel en afstel voorbij zijn. In de stroomversnelling van de coronacrisis zijn – met frisse tegenzin – de eerste ferme stappen gezet om op een pragmatische manier een systeemverandering door te voeren, ingegeven door het uitgangspunt van een ongeduldige Knops die ‘niet de ambitie heeft om de baas te spelen’ maar wel wil dat het `Nederlandse belastinggeld goed terecht komt’. En dat staat wat hem betreft los van de discussie over het Statuut. Een discussie daarover op dit complexe moment in de geschiedenis doet hij af als ‘juristerij’. 

Toch zal vroeg of laat de vraag Ki sorto di Reino? beantwoord moeten worden. Om nu eindelijk eens dat goede bestuur structureel te kunnen realiseren en waarborgen, en om op een behoorlijke manier belastinginning te verankeren. Daaraan ten grondslag ligt een verdeling van verantwoordelijkheden die burgers het volle vertrouwen schenkt om bij een eerstvolgende volksraadpleging de vraag ‘of men wil dat Nederland het financiële beleid van uw regering controleert’ met een gerust hart met ‘nee’ te beantwoorden. 

 

sea-sky-beach-holiday.jpg
Foto door Skitterphoto op Pexels.com

img_1398